Dertig jaar geleden ontdekt, maar n...

Het begin van de tachtiger jaren van de vorige eeuw vormde een belangrijk keerpunt in het onderzoek naar de visfauna van het Tanganjikameer. Tot aan het eind van de zestiger jaren konden ichthyologen alleen de cichliden bestuderen die zij min of meer toevallig hadden aangetroffen in de kano van de een of de andere lokale visser. Pas tijdens de zeventiger jaren werd het mogelijk om met behulp van snorkels de vissen onderwater te observeren en te fotograferen. Vanaf dat moment werd er gerichter jacht gemaakt op bepaalde soorten en zelfs op specifieke exemplaren. Op die wijze werden vele voorheen onbekende cichliden-soorten ontdekt. Evenwel, het gebruik van een snorkel en een duikbril stelde de onderzoekers slechts in staat om de bovenste, langs de oever gelegen waterlagen te bestuderen. De vissen die leefden op een diepte die meer bedroeg dan ongeveer vijf meter bleven buiten hun bereik en gezichtsveld. Bij het begin van de tachtiger jaren maakten de aquariumliefhebber Heinz Büscher en Pierre Brichard, een exporteur van aquarumvissen, voor de eerste keer gebruik van een duikuitrusting om naar onbekende cichlidensoorten te zoeken. Op die wijze werden de mogelijkheden om onderzoek te doen enorm uitgebreid en werd het plotseling mogelijk om de vissen te bestuderen die leefden op een diepte tot dertig meter. Dank zij deze techniek werden veel nieuwe, onbekende soorten ontdekt en een van de eerste daarvan was Neolamprologus buescheri.

Het gehele artikel is te lezen als u ingelogd bent.

Een sonarjager van het Tanganjikame...

“Veervinnigen” is de verzamelnaam die werd gegeven aan de Tanganjikacichliden die deel uitmaken van de geslachten Ophthalmotilapia, Cyathopharynx, Cunningtonia en Aulonocranus. De mannetjes van alle daartoe behorende soorten worden gekenmerkt door langgerekte buikvinnen met gele uiteinden of lapjes. De meest voorkomende veervinnige van het Tanganjikameer is Aulonocranus dewindti, een soort die in
de ondiepe overgangshabitats leeft. 

Het geslacht Aulonocranus—de naam betekent “pijp-schedel” en verwijst naar de vergrote zintuigporiën in de kop—bevat slechts één enkele soort, A. dewindti. De mannetjes daarvan kunnen een totale lengte van ongeveer 13 cm bereiken, terwijl de vrouwtjes met een lengte van maximaal 10 cm iets kleiner blijven. A. dewindti verschilt van alle andere veervinnigen, zelfs van alle andere muilbroedende zandbewoners van het Tanganjikameer, door het bezit van extreem vergrote zintuigporiën in zowel de kop als de onderkaak. Zij verschilt verder van al deze soorten door een krachtige onderkaak die langer is dan de bovenkaak is, terwijl die andere soorten een eind- of onderstandige bek hebben. A. dewindti werd voor het eerst in 1898 verzameld in Moliro Bay (toendertijd nog Congo Freestate) door een Belgische  expeditie onder leiding van  luitenant Lemaire. De soortnaam “dewindti” eert de jonge geoloog, Dr. Jean de Windt, die lid was van de expeditie, en die door het kapseizen van een kano in het meer verdronk.

Het hele artikel is te lezen als u ingelogd bent.