Dimorfisme

Dimorfisme staat voor ongelijkvormigheid oftewel tweevormigheid. Dit heeft betrekking op het uiterlijk verschil, b.v. tussen mannetjes en vrouwtjes van één soort .

Seksueel dimorfisme (sexus = geslacht; di = twee; morf = vorm, gedaante) ook wel geslachtsdimorfisme genoemd, is het uiterlijk verschil tussen mannetjes en vrouwtjes bij dezelfde diersoort en kan ook voorkomen bij planten, zoals sommige varens. Het gaat hier niet om de geslachtsorganen zelf, maar om andere morfologische verschillen in lichaamsvorm, lichaamsgrootte of lichaamskleur.

Bij de meeste dieren verschillen mannetjes en vrouwtjes niet heel erg, maar bij sommige dieren is het seksueel dimorfisme zo sterk dat lange tijd gedacht werd dat mannetjes en vrouwtjes tot verschillende soorten behoorden. Bij een aantal vissen en wormen werden de mannetjes lange tijd aangezien voor parasieten.

Seksueel dimorfisme kan zich tonen in verschillende lichaamskenmerken:

Grootte: (de mannetjes zijn groter of kleiner dan de vrouwtjes) Bij veel vogels en zoogdieren zijn de mannetjes groter dan de vrouwtjes, zoals bijvoorbeeld de gorilla. Bij veel insecten, spinnen, padden en roofvogels zijn mannetjes juist weer kleiner, zoals bijvoorbeeld de havik.
Beharing: (de mannetjes hebben meer haargroei) Voorbeelden hiervan zijn baardgroei bij de mens en manen bij de leeuw.
Kleur: bonte kleuren veren bij mannetjesvogels.
Huid: het gewei bij mannetjesedelherten.
Tanden: slagtanden bij mannetjeszwijnen en -walrussen.
Snavel: een opvallend verschil in snavelgrootte en -vorm bij de geslachten van de uitgestorven Nieuw-Zeelandse huia.
Vleugel: het gedegenereerd zijn van vleugels bij enkele vlindersoorten, zie de lijst van vlinders waarvan het wijfje niet kan vliegen.

Sommige dieren, vooral vissen en eenden, laten hun seksueel dimorfisme alleen zien in de bronsttijd.

Otopharynx lithobates laat een duidelijke vorm zien van seksueel dimorfisme. Het vrouwtje is bruingrijs gekleurd. Foto: Peter Maenen