Amphilophus lyonsi (GOSSE, 1966)

Tekst Rene Beerlink, foto's Aleksei Saunders
Etymologie: 

Genoemd naar de Consul van België in Costa Rica, Mr. E. Lyons. De geslachtsnaam Amphilophus is een samenstelling van Amphi = aan beide kanten en lophus = verdikking refererend aan de dikke lippen van de typesoort A. labiatus.

Referentie: 

Beschreven als Cichlasoma lyonsi in Gosse. J.P. 1966. "Poisson d'eau douce du versant pacifique du Costa Rica et de Panama récoltes par sa Majesté le Roi Léopold de Belgique". Bulletin de l'Institut Royal des Sciences Naturelles de Belgique. pp. 1-24.

Literatuur: 

R. Riehl und H. Baensch. Aquarien Atlas, band 3, blz 737. Keijman M. 1979. Cichlidae 23-4, blz 85 t/m 90. Werner U. 2005. Amphylophus lyonsi als aquarienfisch kaum bekant. DCG-Informationen. 36-9, blz 193-201. Bussing W. 1987. Freshwater fishes of Costa Rica.

Beschrijving: 

Als koning Leopold 3 van België in 1951 aftreedt krijgt hij alle tijd om zich aan zijn grote passie “de natuur” te wijden. Als kind wilde hij eigenlijk bioloog worden, maar dit was lastig te combineren met het koningschap. Na zijn Ambtstermijn onderneemt Leopold (vaak in het gezelschap van wetenschappers) meerdere ontdekkingsreizen naar Afrika en de nieuwe wereld. In 1965 trekt hij tijdens een expeditie in Costa Rica samen met de Belgische ichtyoloog Jean-Pierre Gosse het stroomgebied van de rio Coto op waar hij deze vis ontdekt. 'N jaar later beschrijft Gosse deze vis als Cichlasoma lyonsi, genoemd naar de toenmalige Belgische Consul Mr. E. Lyons.

 

Een van de mooist gekleurde Amphilophussen. Geel-oranje-rood met iriserende blue's rond 'n rij donkere vlekken, lateraal op het lichaam. Ook één van de kleinste Amphilophussen want met 18 cm zijn de mannen al uitgegroeid. De vrouwen blijven nog iets kleiner, 15 cm en dragen een meer of minder duidelijke rugvinvlek. Naarmate de dieren ouder worden, wordt de lichaamsbouw verhoudingsgewijs hoger (Werner 2010). Vangtandjes zowel in boven als onderkaak, maar in de bovenkaak groter. De vinnen zijn relatief lang, staartvin gelijkmatig afgerond, 7 dwarsbanden waarvan vaak alleen rond de laterale lijn een klein gedeelte als zwarte vlekken zichtbaar is. Deze vlekken en dan met name de staartvinvlek zijn met blauw iriserende chromatoforen omzoomd.

 

De kop is geel, ogen rood en de dieren kunnen met name in de buik en schouder prachtig oranje kleuren. Bij sommige stammen is dit tevens één van de geslachtsverschillen. De oranje tinten zijn dan bijv. slechts voorbehouden aan de vrouwen  (Keijman 1997). Gek genoeg zijn er ook aquariumstammen waarbij dit precies andersom is. https://www.youtube.com/watch?v=sTeps36KWHw.  Daarnaast zijn er nog varianten die helemaal geen oranje-tinten vertonen maar waarbij de blauw-tinten de boventoon voeren (Werner 2010).

Herkomst: 
Costa Rica en Panama
Verspreiding: 

A. lyonsi bewoont de uiterste Oostgrens van het geslacht Amphilophus. In het stroomgebied van de Rio Coto, in Costa Rica (Rio Lagarto, Rio Coloradito) tot in de Rio Dupi in het Westen van Panama. Maar komt in alle collecties schaars voor. (Bussing). Dit heeft Dr. Paul V. Loiselle er toe gebracht de soort op de C.A.R.E.S. list de status “Conservation Priority” te geven welke later door Rham en Nourissat nog eens werd opgeschroefd naar “Critically Endangered” ('n soort welke een extreem hoog risico loopt in het wild uit te sterven). Don Conkel zegt in een interview met Pet Radio 2010 zelfs dat A. lyonsi in het wild inmiddels al is uitgestorven. Onduidelijk is echter of hij enkel de Costa Ricaanse populatie bedoeld of ook de Panamese vissen. Als we ervan uit mogen gaan dat het oorspronkelijke verspreidingsgebied zich tot aan de Rio Dupi (Bussing 1998) uitstrekt dan bevindt zich het grootste deel dus in Panama en zijn er nog minstens 4 kleine rivier-systemen waar de soort voor zou kunnen komen. Verdere informatie hierover is dan ook zeer welkom. Helaas is A. lyonsi door de IUCN (international union for the conservation of nature) nog niet behandeld. De rivieren aan de Pasific-kant zijn relatief kort en A. Lyonsi bewoont hiervan slechts de lagere gedeelten (onder de 20 mtr). Wellicht dat ook dit bijdraagt aan zijn kwetsbaarheid. de vis kan zich bij massa-sterfte zoals die voorkomen bij giflozingen, urban floating en doorbraken van restwaterdammen niet vanuit bovenstroomse populaties aanvullen.

Gedrag: 

Minder agressief dan andere leden uit het geslacht Amphilophus, maar 't blijft natuurlijk 'n Cichlide. Verschillende liefhebbers melden een natuurlijke schuwheid.

Voedsel: 

Omnivoor. Ook wel omschreven als “niet gespecialiseerde predator” Afhankelijk van beschikbaarheid en het jaargetijde kan het voedsel bestaan uit vis, waterinsecten of de larven hiervan, maar ook plantaardig materiaal zoals algen, zaden tot aan detritus aan toe. William A. Bussing meldt dat de vissen leven van waterinsecten en zaden (Bussing1987).

Kweek: 

Open substraat broeder. De relatief grote eieren worden, enigszins uit elkaar, afgezet op een horizontaal substraat. De soort graaft diepe kuilen tijdens de broedperiode. Bij een kweekpoging van Uwe Werner 2005 viel hem op dat de eieren niet of nauwelijks door het vrouwtje werden bewaaierd zoals we dit van andere midden-Amerikaanse Cichliden kennen. In plaats daarvan bleef ze 10 cm boven de eieren staan. Het mannetje bewaakte de buitengrenzen. Ook het verwijderen van beschimmelde eieren bleef achterwegen. In hoeverre dit enigszins afwijkende broedgedrag soortspecifiek is moet nog blijken. Na vier dagen komen de jongen uit en na nog eens 5 dagen zwemmen de jongen vrij. Ook het mannetje neemt nu deel aan het begeleiden van de jongen. De jongen accepteren probleemloos vers uitgekomen Artemia. Problemen ontstaan vaak als de jongen zo’n 2 a 3 cm zijn en overschakelen op ander voedsel (droogvoer). Deze overgang dient daarom geleidelijk te geschieden met een periode waarin beide voedselsoorten beschikbaar zijn. Dit geeft het darmstelsel de gelegenheid zich aan te passen aan het nieuwe voedsel. De jonge visjes zijn gevoelig voor bloat.

Aquarium: 

Aangezien het sowieso al nagenoeg onmogelijk is vissen uit Costa Rica te importeren, maar het hier bovendien om een bedreigde cq. uitgestorven diersoort gaat zou iedereen die de kans krijgt deze attractieve dieren te verkrijgen (en over geschikte faciliteiten beschikt), deze kans met beide handen moeten grijpen. U zal er waarschijnlijk geen spijt van krijgen. Liefhebbers-ervaringen zijn grosso modo positief. A. lyonsi is beduidend minder agressief dan de andere Amphilophussen en bovendien draagt u bij aan de conservering van een zeldzame diersoort. U zal echter wel over voldoende ruimte moeten beschikken want specialisten raden bakken vanaf twee meter aan. De dieren kunnen in het aquarium 'n paar centimeter groter worden dan in het wild.

 

Het biotoop van A. lyonsi kenmerkt zich door een zandige bodem, middelmatige tot trage stroming, oeverbegroeiing maar weinig tot geen waterplanten, een relatief hoge temperatuur 26 tot 29 gr.C en water Ph. neutraal 7,2 en zeer zacht 1,5 Gh. (Werner 2002). Wellicht dat het water ook natrium bevat. Zo zou het water “zout smaken” (CR. forum 2010) en zijn er meldingen over de aanwezigheid van Crocodylus americanus, de Amerikaanse krokodil (Artigas-Azas 2010), welke een sterke voorkeur  voor zouthoudend water aan de dag legt. Gezien de nabijheid van de zee is de aanwezigheid van zout in het biotoop van A. lyonsi dan ook geen gekke gedachte.

 

De levensgemeenschap van A. lyonsi wordt gedomineerd door karperzalmen (Astyanax aeneus, Odontostilbe dialeptura, Agonostomus monticola), gevolgd door levendbarenden (Brachyrhaphis roseni, Priapichthys panamensis, Poeciliopsis elongata), de eierleggende tandkarper Cynodonichthys hildebrandi. Verder zijn aanwezig de meervallen Hypostomus panamensis, Fonchiiichthys uracanthus en de grondels Elotris picta en Dormitator latifrons. Van de familie Cichliden zijn vertegenwoordigd Talamancaheros sieboldii, Amatitlania sajica,  Andinoacara coeruleopunctatus en Cribroheros altifrons.

 

Door specialisten wordt geadviseerd de soort in een kleine groep van zo'n 6 dieren in een bak van méér dan 2 meter onder te brengen. Kleinere groepen kunnen tot agressieproblemen leiden. Gezien de bedreigde status en de gevoeligheid voor bloat zou ik deze vis niet als beginnersvis willen aanmerken.

Stoplicht: 
Oranje
Herkomstgebied: