Astatheros macracanthus (GÜNTHER)

Tekst Rene Beerlink, foto Michael Kwist
Etymologie: 

Macracanthus betekent “met grote stekels”. Vermoedelijk 'n verwijzing naar de harde vinstralen in de rug en anaalvin. Gunther zegt hierover in de eerstbeschrijving “Dorsal and anal spines are strong”.

Referentie: 

A. macracanthus is de lijsttrekker van het geslacht Astatheros. Waar Macracanthus gaat, gaat Astatheros. Maar dit is niet altijd zo geweest. Astatheros macracanthus heeft 'n zeer bewogen taxanomische geschiedenis.

 

De taxonomische geschiedenis van Astatheros macracanthus  in chronologische  volgorde:

  • 1864. Albert Günther beschrijft de vis in Report of a collection of fishes made by Messrs, Dow, Godman and Salvin in Guatemala. Zoölogical Society of London. 1864, pp. 144-154. als Heros macracanthus.

  • 1893. Eigenmann Brengt de vis onder in het geslacht Astronotus. De vis heet dan Astronotus macracanthus.

  • 1896. Jordan et al Brengt de vis onder in het geslacht Cichlasoma en veranderd ook iets aan de soortnaam. Hij noemt de vis nml. Cichlasoma macracanthum.

  • 1902. Vaillant en Pellegrinn herkennen de vis niet en beschrijven hem geheel opnieuw als Cichlasoma heterodontus.

  • 1904. Ook Meek beschrijft de vis opnieuw. Ditmaal als Cichlasoma evermanni. De vis heeft in dit jaar dus maar liefst 3 namen.

  • 1904. En om het nog iets ingewikkelder te maken richten Pellegrin en Jacques voor deze vis ook nog eens 'n nieuw geslacht op. Astatheros. De vis heet dus voortaan Astatheros heterodontus. Want de update van Meek (evermanni) was ze natuurlijk nog even ontgaan.

  • 1905. Regan maakt vervolgens korte metten met al z'n voorgangers want Regan heeft 'n hele grote zak en die zak heet Cichlasoma. Bovendien koppelt hij de vis weer aan de eerstbeschrijving van Günther en de vis heet voortaan dus Cichlasoma macracanthus.

  • 1907. Meek vindt het blijkbaar nodig om de naamgeving van z'n oude leermeester Jordan in ere te herstellen want hij noemt de vis twee jaar later Cichlasoma macracantum.

  • 1925. Hildebrand wilde op zijn beurt zijn oude leermeester Meek eren toen hij de vis opnieuw beschreef als Cichlasoma meeki.

  • 1934. De alom bekende vuurkeel echter die geen Helleri bleek te zijn eiste zijn tweede achternaam “Meeki” op zodat Hildebrand gedwongen werd zijn vis om te dopen. Het werd Cichlasoma guija.

  • 1983. Kullander pakt het geslacht Cichlasoma uit. Sektie 9 “Amphilophus” (waar ook Astatheros ooit aan toegevoegd was) wordt voortaan 'n zelfstandig geslacht. De naam wordt dan Amphilophus macracanthus.

  • 1997. Roe et al. Doen genetisch onderzoek en waaruit blijkt dat Astatheros zich genetisch onderscheidt van Amphilophus. Het geslacht Amphilophus wordt in tweeën gesplitst. Het wordt dan Astatheros macracanthus.

  • 2008. Rican bevestigd met 'n uitgebreid genetisch en morphologisch onderzoek de validiteit van de naam Astatheros macracanthus.

  • 2013. Bent u er nog..? Al 16 jaar dezelfde naam, maar nog steeds geen tijd voor 'n feestje, want de status en verwantschap met de overige geslachtsleden is nog steeds bron van discussie. Wordt vervolgt.

Literatuur: 

Dr. Rüdiger Riehl, Hans A. Baensch. Aquarien Atlas Band 3. pp. 738-739.

Beschrijving: 

A. macracanthus kunnen we nu niet bepaald kleurrijk noemen. Maar niet kleurrijk betekent nog niet niet atractief. In de broedtijd zien deze dieren er met hun zwart-wit-contrasten er wel degelijk zeer aantrekkelijk uit. Dan kleuren de dwarsbanden op de achterste helft diepzwart waarbij de voorste twee zich vaak verenigen tot één brede V-vormige band. En dan wordt ook duidelijk waarom de dieren soms “zwartkelen” genoemd worden. De onderste helft van de kop kleurt dan nml.van de mond tot aan de borstvinnen diepzwart. 'N bijzonder kenmerk van deze dieren is de donkere vlek net onder de rugvin. Deze is uiteraard alleen buiten de broedtijd zichtbaar.

 

De vissen blijven ruim onder de 30 cm (Juan Artigas 2012). Mannetjes 25 en vrouwtjes ongeveer 21 cm. Dat is dan ook meteen het belangrijkste geslachtsverschil want voor de rest zien beide geslachten er identiek uit. Tijdens het voorspel en de uiteindelijke balts wordt het echter wel weer iets duidelijker. De vrouwen zijn dan meestal donkerder dan de mannen. Gezien de lengte van het verspreidingsgebied en de onderlinge isolatie van al die riviertjes die in de pasific uitmonden is 'n behoorlijke variatie te verwachten. Afwijkingen ten opzichte van deze beschrijving zijn dan ook niet ondenkbaar.

Herkomst: 
Zuid-Mexico, Guatemala, El Salvador, Honduras.
Verspreiding: 

De vissen worden van het Zuiden van Mexico (Chiapas) tot aan Honduras (lake Yojoa) gevonden in rivieren en meren die uitmonden in de Pasific. Dit is 'n vrij smalle strook van zo'n 100 km langs de Zuid-Pasific. Daarnaast zijn er in twee rivieren die aan de Atlantische zijde uitmonden ook A. macracanthus gevonden. Te weten de Rio de la Venta en Rio Richuelo. Waarschijnlijk uitgezet... En dan ook nog n's aan de verkeerde kant van de berg. De A. macracanthus staat bij de plaatselijke bevolking hoog aangeschreven als consumptievis.

 

De rivieren aan de Pacifische zijde zijn veel korter en steiler dan hun tegenhangers aan de Atlantische zijde. Hierdoor zijn de ecologische omstandigheden waarschijnlijk ook 'n stuk dynamischer. Dit betekent dat veel riviertjes in de droge tijd inkrimpen tot 'n aantal verspreid liggende poeltjes. Temperaturen kunnen dan zeer hoog oplopen. In de regentijd (voor zover je hier kan spreken van regentijd) kunnen deze droge beddingen in korte tijd weer veranderen in kolkende rivieren. Dit kenmerkt de grillige omgeving van A. macracanthus. In de kustlagunes en meren waarin de A. macracanthus ook voorkomt is het milieu uiteraard 'n stuk milder. Hier moet zij echter het leefgebied delen met andere soorten, nml. Paratheraps zonatus in Mexico en Amphilophus trimaculatus in de overige gebieden.

Gedrag: 

Dit zijn bentisch levende groepsdieren die in de vrije natuur in grote scholen rondtrekken, voortdurend met de kop omlaag op zoek naar voedsel. Het zijn zgn. Zand-zifters die voortdurend happen zand uit de bodem pikken dit rondkauwen, de eetbare delen doorslikken en de rest weer uitspuwen. Door dit groepsgedrag zijn de dieren niet overdreven agressief en tolereren ze mits daar 'n minimale afstand gerespecteerd wordt ook andere dieren in hun omgeving. In de broedtijd graven ze sterk. Broedkolonies van A. macracanthus veranderen hun omgeving in een maanlandschap. Hierbij vertonen ze in de natuur 'n voorkeur voor de ondiepere gedeeltes.

Voedsel: 

Maagonderzoek toonde aan dat het bij A. macracanthus om 'n alleseter gaat die kleine vissen, insecten, de larven hiervan, zoetwatersponzen, draadalgen, en de resten van waterplanten eet. (Hildebrand, 1925). En het begrip “alleseter”mag je hier héél ruim nemen want Juan Miguel Artigas presteerde het zelfs zijn dieren te laten wennen aan bananen. Houd er rekening mee dat voeding erg belangrijk is bij het tot stand komen van kleur en aangezien bij A. macracanthus de kleuren slechts subtiel aanwezig zijn, is dit bij deze dieren 'n extra punt van aandacht. Voer dus rijk gevarieerd en altijd vanaf de bodem. Droogvoer laten zinken door even met de handen door het water te harken.

 

Kweek: 

Niet moeilijk. In de natuur broed A. macracanthus in kolonies met teritoria van nog geen meter uit elkaar. Het zou interessant zijn om eens te onderzoeken of de dieren in het midden van zo'n kolonie 'n hogere status hebben dan de koppels aan de randen van de kolonie. Hoever gaat de sociale structuur in zo'n groep? In het aquarium zetten de dieren meestal af op 'n hard horizontaal oppervlak (platte steen). Eitjes zijn klein en lichtbruin van kleur. De jongen worden van broedkuil naar broedkuil verhuisd. Men vermoed dat ze dit doen om nachtelijke rovers die op reukzin jagen op 'n dwaalspoor te brengen. Als ze de jongen vrijzwemmen blijven de ouders met hun jongen nog lang in het eigen broedgebied. De school wordt door beide ouders compact en scherp gehoed. Jonge dieren kunnen koppelsgewijs worden gekweekt in aquaria vanaf 300 liter.

Aquarium: 

A. macracanthus houd men bij voorkeur groepsgewijs in 'n bak vanaf 1,80 mtr. Water hard en alkalisch. Temp boven de 25 graden. Bodem bestaande uit fijn zand zodat ze naar hartelust kunnen ziften. Dit maakt tevens 'n goede filtering noodzakelijk. Bedenk dat deze dieren in sociale structuren van de eigen soort leven en dat grote medebewoners van andere origin deze cohesie gemakkelijk kunnen verstoren. Probeer (en dat geld eigenlijk voor alle dieren) altijd het natuurlijke milieu zoveel mogelijk te benaderen. Zowel in inrichting als bij het uitzoeken van medebewoners, voeding, waterwaardes etc. Bedenk hierbij, dat alleen vissen die zich helemaal op hun gemak en volledig in hun element voelen zich zullen tonen in hun mooiste kleuren. Mooi zijn is nu eenmaal niet zonder risico.

Stoplicht: 
Groen
Herkomstgebied: 
synoniemen: 

Heros macracanthus, Günther, 1864
Astronotus (Astronotus) macracanthus, Eigenmann, 1893
Cichlasoma (Cichlasoma) macracanthum, Jordan et al, 1896
Astronotus macracanthus, Eigenmann et al, 1903
Cichlasoma evermanni, Regan, 1905
Cichlosoma macracanthus, Regan, 1905
Cichlasoma macracanthum, Meek, 1907
Cichlasoma (amphilophus) macracanthum, Miller, 1966
Heros (Cichlasoma) heterodontus, Miller, 1976
Amphilophus macracanthus, Kullander, 1996
Astatheros macracanthus, Roe et al, 1997
Cichlasoma guija, Kullander, 2003