Macrobrachium moorei (Calman, 1899)

 

tekst: Melchior de Bruin - foto: Melchior de Bruin

Het geslacht Macrobrachium kent vele soorten en een zeer groot verspreidingsgebied. Het Tanganyikameer kent slechts één beschreven vertegenwoordiger: Macobrachium moorei. M. moorei onderscheidt zich van Limnocaridina soorten, die verreweg het meest voorkomen in het Tanganyikameer, door de aanwezigheid van lange voorpoten met kleine scharen. De grootte van volwassen M. moorei exemplaren ligt waarschijnlijk rond de 4 cm, exclusief uitstekende scharen en voelsprieten. De mannelijke exemplaren zijn vermoedelijk iets kleiner.
De kleur van M. moorei loopt sterk uiteen en kan ook binnen enkele uren veranderen. Belichting, substraat en het aangeboden voer zijn voorbeelden van factoren die invloed op de kleur. Enkele waargenomen kleurcombinaties tot nu toe: transparant, wit tot licht grijs, donker grijs met donkerrode randen langs de schilden en helder rood.
M. moorei is in het wild vermoedelijk actief in de schemer en 's nachts. Desalniettemin valt op dat de dieren, eenmaal gewend in het aquarium, zich regelmatig laten zien overdag. Ze zijn daarbij niet schuw en vertonen amusant gedrag.
M. moorei wordt aangetroffen in een Rots- en schelpenkerkhof habitat.

Gezien de aanwezigheid van de kleine scharen is een leefwijze als aaseter of "scavenger" denkbaar. Het is nog niet duidelijk in hoeverre M. moorei te combineren is met cichliden. Gezien het dieet en de opportunistische insteek van veel cichliden is het aannemelijk dat M. moorei kan worden gezien als delicatesse. Toch is er aanleiding de combinatie wel te proberen. Ten eerste behoren met name de kleinere Limnocaridina garnalen tot de veel gegeten prooidieren, daarnaast zijn M. moorei garnalen in staat razend snel te vluchten. Ten tweede zijn er anekdotes bekend die een succesvolle combinatie van garnaal en Tanganyika-cichliden beschrijven.
Voedsel M. moorei kan met speciaal garnalen granulaat of garnalen-tabletten worden gevoerd. Mochten ze dit (nog) niet accepteren is het pletten van een aquariumslakje de moeite waard om de dieren aan het eten te krijgen. Kweek Eitjes, lichtgroen van kleur, zijn minuscuul (0,041 mm3) en variëren sterk in aantal. Mashiko (1991) telde per legsel tussen de 97 en 155 eitjes. De eitjes worden gedurende 3-4 weken onder het pleon (abdomen of "buik") gedragen.
Wat er na deze periode plaatsvindt met de eitjes is speculatie. Er is geen literatuur beschikbaar over de broedcyclus van M. moorei. Afgaande op andere (Macrobrachium) soorten met kleine eitjes, resulteren de uitgekomen eitjes in een larve. Deze larve maakt één of meerdere stadia door als zoöplankton voordat het volwassen stadium (een klein garnaaltje) waarneembaar is. Kweek in het aquarium is echter lastig omdat deze larven nagenoeg onzichtbaar zijn. Bovendien is het onduidelijk wat de larven eten: algen, micro-organismen of beide. Bij de kweek van garnalen met een dergelijke voortplantingsstrategie is de waterkwaliteit van cruciaal belang. Volwassen dieren, maar vooral de larven en jonge exemplaren, zijn erg gevoelig zijn voor nitraat (!) en fosfaat. Iets wat dankzij onderzoek aan diverse garnalen is gedaan in het kader van de grootschalige kweek voor consumptie. Spaarzaam voeren van de larven is om deze reden raadzaam.
Aquarium Wat huisvesting betreft is een voorkeur voor lege slakkenhuizen opvallend. Daarnaast worden ook gleufjes tussen rotsen en andere smalle (donkere) ruimtes benut als schuilplaats. Subtiele belichting zorgt voor dieren die zich wat meer op de voorgrond laten zien.
Gezien de eerder genoemde gevoeligheid van garnalen voor waterkwaliteit, is het raadzaam regelmatig flink te verversen. Garnalen mogen wat aanpassingsvermogen betreft niet worden vergeleken met de relatief flexibele cichliden. Waterwaarden (bijvoorbeeld pH, hardheid, temperatuur) mogen om die reden ook niet teveel schommelen. Minimaal 80cm voor een vijftal.
Stoplicht groen

Herkomstgebied: 
Type: