Neolamprologus mustax (POLL, 1978)

Tekst en foto's: Sergey Anikshteyn
Etymologie: 

Uitleg voor de geslachtsnaam, die in het leven werd geroepen door Schilthuis bij de beschrijving van Lamprologus congoensis:  Schilthuis heeft, zoals destijds gebruikelijk, geen verklaring gegeven voor de naam Lamprologus. Aangenomen wordt echter dat zij een combinatie voor ogen had die uit twee woorden bestond. "lampros" betekent "glanzend", terwijl "logus" de verlatijnsde versie is van "logos". Logos in dit verband te verklaren als een verbastering van logisch; mustax is afgeleid van mystax wat in het Grieks staat voor snor, verwijzend naar de donkere vlek onder het oog, op de wang. 

Referentie: 

Poll, Max. 1978. "Contribution à la connaissance du genre Lamprologus Schth. Description de quatre espèces nouvelles, réhabilitation de Lamprologus mondabu et synopsis remanié des espèces du lac Tanganika". Academie Royale de Belgique, Mémoires de la Classe des Sciences. (Serie 5) pp. 725-758

Literatuur: 

http://blog.africandivingltd.com/

Tanganyika Cichlids in their Natural Habitat 3th Edition by Ad Konings

Cichlidae.com

Beschrijving: 

Neolamprologus mustax reikt tot een lengte van 9 cm, vrouwtjes blijven doorgaans kleiner. Deze soort vertoont overeenkomsten met Neolamprologus leleupi, ecologisch, in gedrag en in kleuring. De anale vin en buikvinnen zijn puntig. De staartvin is afgerond. De "Moliro"-variant heeft in basis een oranjegele lichaamskleur, vergelijkbaar met Neolamprologus longior en Neolamprologus leleupi. De onderzijde van de kop is wit gekleurd. Er is geen seksueel dimorfisme, behalve dat een man wat groter is en het verschil in vorm van de genitale papillen.

Sommige individuen van N. mustax hebben een zeer lang zijlijnorgaan. Deze soort kan nauw verwant zijn aan N. leleupi. N. leleupi in M'toto (Congo) heeft een relatief hoog lichaam en verrassend genoeg, een witte kin, een kenmerk dat typerend is voor N. mustax. De noordelijke populatie van N. mustax bevindt zich in Kiku, ongeveer 100 km ten zuiden van M'toto en wordt er van gescheiden door een onoverkomelijke barrière in de vorm van talrijke rivieren die het zandmoeras rond Moba vormen. Desondanks is de morfologie van deze vissen ondanks de vergelijkbare kleur verschillend. Volwassen Neolamprologus mustax hebben een meer afgeplat lichaam, een korte snuit en een minder afgeronde staartvin. Jonge wildvang exemplaren kunnen heel geel zijn, soms oranje, maar helaas, voor aquarianen, verdwijnt de kleur soms met de jaren. N. mustax vertoont ook polychromatisme en op de meeste plaatsen kun je grijsbruine individuen en gele (bijna oranje) vissen vinden. De juvenielen van N. mustax zijn grijs in alle populaties en kunnen geel worden bij het bereiken van de volwassen leeftijd. N. mustax komt samen voor N. cylindricus tussen Mbita Island en Chituta Bay, wat een teken is dat ze niet zo nauw verwant zijn als N. mustax met N. leleupi. Neolamprologus mustax werd voor het eerst geïntroduceerd onder de naam Neolamprologus petricola totdat M.Poll het in 1978 beschreef. Beide soorten zijn niet alleen verschillend van uiterlijk, maar ook niet nauw verwant aan elkaar, en hebben ook niet dezelfde ecologische populatiedichtheid. N. petricola zijn grotere en agressievere vissen, met bredere vinnen. 

Neolamprologus mustax wordt helaas maar zelden geïmporteerd en gekweekt en is dan ook zeldzaam in de hobby. 

Verspreiding: 

Zuid- en zuidwestelijk deel van het Tanganjikameer. Het type exemplaar werd gevonden in het gebied aan de zuidelijke oever van het Tanganjika-meer, in Nundo Hede aan de westelijke oever van het meer en in de Ncamba-baai (Ncamba Bay) in Zambia. N. mustax leeft bij rotsachtige kustzones, op een diepte van drie meter, waar zij zich bij het minste gevaar verschuilen tussen de stenen.


 
Gedrag: 

Net als bij verwante soorten zijn mannetjes agressief ten opzichte van hun partner, vooral omdat vrouwtjes moeilijk te verleiden zijn tot afzetten. Ondanks de intraspecifieke agressie is deze vis in verdediging van het territorium  ten opzichte van andere agressieve bewoners in het aquarium echter minder fel. 

Voedsel: 

De basis van het dieet van deze cichliden zijn hoogstwaarschijnlijk kleine kreeftachtigen, insectenlarven en andere ongewervelde dieren, zoals ook N. leleupi. Het is interessant dat Haruki Ochi in 2007 opmerkte bij het observeren van N. mustax  dat kleine individuen (tot 5 cm) het grootste deel van hun tijd spendeerden aan het zoeken naar voedsel in gebieden beschermd door grotere Variabilichromis moorii (dit is een van de enkele herbivore lamprologen). Het bleek dat in deze "weiden", onder de betrouwbare bescherming van "hogere kameraden", er veel verschillende ongewervelde dieren (larven van insecten en schaaldieren) zijn die van weinig belang zijn voor V. Moorii. Het is ook interessant dat N. mustax geen juvenielen van V. moorii eet, zich voedend op hun territoria, en daardoor symbiotische gewoonten vertoont.

 

Kweek: 

Neolamprologus mustax betreft een substraatbroeder. De eieren worden  afgezet in een spleet of onder een steen. De kweek met deze vissen in het aquarium is aanzienlijk moeilijker dan met zijn verwanten, N. lepeupi en N. cilindricus, en ook het aantal eieren per legsel is beduidend kleiner.

Aquarium: 

Het wordt aanbevolen om cichliden uit het Tanganjikameer te houden in een aquarium met water bij pH-waarden van 7,5 tot 8,8 en een temperatuur tussen de 24°C en 27°C.

Omdat ze nogal zwak zijn in territoriale verdediging als ze worden geconfronteerd met agressieve tankgenoten en vanwege de intraspecifieke agressie, heeft een groot aquarium van 300 - 400 liter de voorkeur, om de vissen de kans te geven naast elkaar te bestaan ​​en te gedijen zonder elkaar te verwonden.

Stoplicht: 
Groen
Herkomstgebied: 
synoniemen: 

Lamprologus petricola, Staeck, 1977
Lamprologus mustax, Poll, 1978
Neolamprologus mustax, Colombé et al., 1985