Satanoperca sp. "Jarœ"

tekst: Uwe Werner - foto: Uwe Werner
Etymologie: 

Satanoperca (Latijn) = duivelsbaars; het verwijst naar de Zuid-Amerikaanse mythologie over de wijze waarop zij zich voortplanten. Dit is anders dan die welke Jurupari (Braziliaanse geest) voor ogen had. In deze mythe lokte de geest mensen in een grot, die hierin een schuilplaats dachten te hebben gevonden. Helaas was dit de mond van Juripari en werden zij verslonden. Het is dus een verwijzing naar het muilbroeden. Jarœ": vindplaats

Referentie: 

Is nog niet wetenschappelijk beschreven, deze variant behoort rond de vormenkring Satanoperca jurupari.

Literatuur: 

Geerts, Martin. 2001. Inheemse Zuid-Amerikaanse cichlidennamen, Cichlidea. 27(3): 57- 62 Werner, Uwe. 2006. Satanoperca sp. "Jarœ", Cichlidea. 32(3) 57- 63

Beschrijving: 

Deze Satanoperca's maken deel uit van twee verschillende vormen of soorten van het jurupari-complex , hierna aangeduid als Satanoperca sp. "Jarœ", hebben een "masker" bestaande uit fijne lijnen die op de rug van de neus vaak uiteenvallen in een groot aantal stippen. Deze lijnen lopen van de bovenlip naar het oog. De zijden van de kop en de kieuwdeksels worden gesierd door zeer smalle strepen en talrijke kleine vlekjes. Uiterlijke verschillen tussen de mannetjes en de vrouwtjes zijn er niet. Beide seksen hebben een prominent gezichtsmasker, gestippelde verticale vinnen, terwijl het achterste uiteinde van zowel de rug- als de aarsvin bij beide verlengd is. Het mannetje is groter dan het vrouwtje en de buikvinnen van het vrouwtje zijn duidelijk korter. Mannetjes worden ongeveer 20 cm. Zie verder de foto.

Herkomst: 
Zuid-Amerika
Verspreiding: 

Brazilië, het stroomgebied van de Rio Madeira, de Rio Jará.

Gedrag: 

Zijn bescheiden vissen hou hier ook rekening mee met de samenstelling van medebewoners en inrichting van het aquarium.

Voedsel: 

Afwisselend voeren zoals diepries mysis etc. en droogvoer in de vorm van vlokken en pellets worden gretig genomen.

Kweek: 

Deze cichliden zijn ovofiele muilbroeders die hun legsels, zonder veel poespas en zonder voorheen een broedkuil te hebben gegraven, afzetten. Op een van de voorruit afgewend, licht schuin staand steenoppervlak legde het vrouwtje telkens een rijtje eieren en tijdens de gehele procedure bewogen de beide partners zich in cirkels om elkaar heen. Het mannetje bevrucht de eieren als regel voordat zij door het vrouwtje in de bek worden genomen.

Aquarium: 

Een ruim bemeten bak afhankelijk van het aantal exemplaren wat gehouden word. De temperatuur van het water tussen 26 en 28° C. Ingericht met kienhout en planten let op de graafmogelijkheden en de manier van voedsel verschalken. Hou ook rekening met een flinke open zwemruimte.

Stoplicht: 
Groen
Herkomstgebied: