Astyanax mexicanus (De Filippi 1853)

Etymologie:
Het geslacht “Astyanax” is genoemd naar de kroonprins van Troje die op 4 jarige leeftijd van de stadsmuur werd gegooid. Deze gruwelijke tragedie vond plaats bij de alom bekende val van deze stad, aldus de Mythologie. De soortnaam “Mexicanus” spreekt voor zich.

Eerstbeschrijving:
De Filippi, F. 1853. Nouvelles espèces de poissons. Revue et Magasin de Zoologie 2 5: 164-171

Beschrijving:
In tegenstelling tot het noodlottig einde van het jongetje uit de Griekse mythologie, loopt het met het vissengeslacht Astyanax beduidend beter af. Het geslacht omvat meer dan 100 soorten en bestrijkt bijna geheel Zuid-Amerika, Midden-Amerika en het Zuiden van de Verenigde Staten. Wij beperken ons hier tot A. mexicanus in de wetenschap dat er alleen in Mexico al meer dan 10 verwante en op elkaar gelijkende soorten voorkomen (Schmitter-Soto 2017). Sommigen spreken dan ook van een soorten-complex (Melo 2005; Miller et al. 2009). Het is echter niet aan de Cichlidenliefhebber om hier al te veel rekening mee te houden. Voor ons is het een “bijvis” en zo wordt hij hier dan ook behandeld. Bovendien betreffen de in de handel voorkomende A. mexicanus aquariumpopulaties, waarvan de herkomst vaak niet meer te achterhalen is.

Wel kunnen we hier nog onderscheid maken tussen de ziende vorm en de blinde vorm. De soort komt nml. ruwweg in twee fenotype's voor. De “normale” uit het oppervlaktewater en een pigmentloos, blind type welke in onderaardse riviertjes en grotten voorkomt. Lang werd gedacht dat het om twee verschillende soorten ging maar genetisch onderzoek heeft uitgewezen dat het hier om één en dezelfde soort gaat, maar dan wel een, met een ongekend morfologische plasticiteit. Ze kruisen dan ook moeiteloos en er bestaan ook in de natuur tal van intermediaire fenotypes met verschillende stadia van gezichtsvermogen. Afhankelijk van de populatie, kunnen grotvormen een gedegenereerd zicht, volledig verlies van zicht, of zelfs een volledig verlies van ogen hebben. Dit maakt deze vis tot een model-organisme voor evolutieprocessen en zodoende is er relatief veel informatie over deze soort te vinden.

A. mexicanus behoort tot de karperzalmen (te herkennen aan de vetvin) en bezitten een langgerekt, gestroomlijnd, zilverkleurig lichaam. Een blauwachtige lengte-streep loopt vanaf het midden van het lichaam naar de staart in breedte toenemend en eindigend in een staartwortelvlek. Bij sommige dieren is er tevens een vage schoudervlek zichtbaar. Rug en staartvin geel en die laatste licht omzoomd. De aarsvin is transparant met 'n beetje rood. Bek iets bovenstandig. De Maximum grootte is afhankelijk van de vindplaats (Hans Frey meldt 17 cm voor A. fasciaus fasciatus) maar de meeste aquariumstammen worden niet groter dan zo'n 12 – 13 cm en het duurt vaak nog 'n hele tijd voor ze die lengte hebben bereikt. Vrouwtjes zijn iets hoger gebouwd en lopen naar onder toe iets breder uit. Dit is vooral van bovenaf goed te zien. Ook melden sommige auteurs (Sterba 1990) vagere kleuren en een afgeronde aarsvin bij de vrouwtjes.

Habitat en distributie:
Alhoewel Miller en anderen (Miller 2009) grote delen van Mexico tot het verspreidingsgebied van A. mexicanus rekenden, beperkt de distributie volgens de laatste revisie (Schitter-Soto 2017) zich tot slechts twee riviersystemen. Dit zijn de río Armeria en het Balsas stroomgebied (waar ook Amphilophus Istlanum voorkomt). Sterk aan deze soort verwante Astyanaxen bestrijken echter heel Midden Amerika tot en met het Zuiden van de Verenigde staten. Deze laatste, meest Noordelijk voorkomende Astyanax, voert het geslacht aan met de naam A. argentatus (Baird 1854).

A. mexicanus. bereikt de hoogste altitude, 900 mtr in Lake Tequesquitengo. Ze komen in bijna alle oppervlakte wateren voor. Van kleine kreekjes tot grote rivieren, van restpoeltjes tot lagunes. zelfs de duistere wateren onder het oppervlak schuwen de dieren niet. Hier leven zij veelal in de middelste waterlagen, boven rotsachtige of zanderige bodems tot een diepte van drie meter, voortdurend alert op kansen die zich voordoen.

Biologie:
Deze vissen leiden een voortdurend beweeglijk leven, veelal in scholen van 50 of meer. Plaatselijk zeer algemeen en niet zelden de dominerende soort.  De in grotten levende dieren hebben een omnivoren leefwijze en eten zo'n beetje alles wat hen voor de bek komt, De ziende vorm is wat kritischer en houd er een meer carnivoren leefwijze op na. Hun voedsel bestaat voornamelijk uit larven van, en te water geraakte landinsecten, jongbroed, kuit en kleine kreeftachtigen.

Over de voortplanting in de natuur is weinig bekend. Het zijn vrijleggers, en hierin zeer productief. Een temperatuur-verlaging zet de dieren aan tot kuitschieten. De eieren worden na een wilde achtervolging willekeurig tussen planten, maar ook wel in het vrije water uitgestoten. De eieren zijn geel en hebben weinig kleefkracht. Hierdoor verdwijnen ze gemakkelijk in holen en spleten van de stenige ondergrond, buiten bereik van de ouders die er anders waarschijnlijk een extra maal in zouden zien. De eieren komen na 24-36 uur uit en de larven zwemmen na 5 dagen vrij (aquariumwaarneming). Jongen groeien snel en zijn gemakkelijk groot te brengen.

Aquarium:
Als bijvis bij onze Cichliden gebruiken we uiteraard de “normale” dus ziende vorm. Samen met de groene zwaarddrager is dit veruit de meest toegepaste en meest geschikte bijvis in bakken voor Midden-Amerikaanse Cichliden. Echter moeten wij hier één kanttekening maken. A. mexicanus is niet geschikt om te combineren met Thorichtys-soorten. Dit ivm de onhebbelijke gewoonte te knabbelen aan verlengde vinstralen. Thorichthys-soorten kunnen evt. gecombineerd worden met de op A. mexicanus gelijkende Hyphessobrycon anisitsi (zie bovenste foto). Deze vis komt oorspronkelijk uit Argentinie maar wordt al decenia's gekweekt voor aquariumdoeleinden. De Argentijn blijft 'n stuk kleiner (6 cm) tegenover de 12 cm van de Mexicaan, en is tevens 'n stuk kleurrijker. Het nadeel van Hyphessobrycon anisitsi is dan weer dat deze aan aquariumplanten knabbelt, maar dit is gemakkelijk op te vangen door ze regelmatig sla te voeren.  Hyphessobrycon anisitsi verdraagt lage temperaturen en kan zomers in buitenvijvers gehouden worden, waar ze zich niet zelden voortplanten.

De Mexicaanse tetra's, zoals ze ook wel genoemd worden, zijn taaie weinig eisen stellende aquariumvissen die prima in staat zijn aanvallen van grote cichliden te pareren. Door hun ranke gestroomlijnde lichamen zijn deze Mexicanen de Cichliden meestal te snel af. Ze zijn dan ook de laatste paar miljoen jaar gelijktijdig in hetzelfde milieu geëvolueerd en zijn zodoende volledig op elkaar ingesteld. De Cichliden zorgen soms (hetzij onvrijwillig), voor voedsel in de vorm van eieren of jongbroed terwijl de karperzalmen op hun beurt voor bescherming zorgen tegen predatie vanuit de lucht. Dit laatste effect kun je ook bij Cichliden in een aquarium heel goed waarnemen. Cichliden voelen zich nml. zichtbaar eerder op hun gemak als er enig zwemverkeer in de hogere waterlagen plaatsvind. We houden de dieren in een schooltje van minimaal 5 dieren in bakken vanaf 140 cm. Prefereert water tussen de 20 en 25 graden met een PH van 6,5 tot 8 en een hardheid tot 30 dGH.

Referenties:
--Baird S. & Girard C. 1854. Descriptions of new species of fishes collected in Texas, New Mexico and Sonora
-- De Filippi, F. 1853. Nouvelles espèces de poissons. Revue et Magasin de Zoologie 2 5: 164-171
-- Fishbase http://www.fishbase.org/summary/Astyanax-mexicanus.html
-- Frey H. 1984, Het aquarium van A tot Z, blz 85
-- Owen J. 2015. How This Cave-Dwelling Fish Lost Its Eyes to Evolution
-- Schmitter-Soto J. 2017. A revision of Astyanax in Central and North America, with the description of nine new species
-- Sterba G. 1990. Süsswasserfische der welt, blz 74
-- Riehl H. en Baensch A. 1991. Mergus Aquarien Atlas, blz 257

Tekst, Rene Beerlink, foto's Rene Beerlink en Wil Engels

 

 

Herkomstgebied: 
Type: