Paraneetroplus omonti (Allgayer, 1988)

Rekst Rene Beerlink, foto Art Parola
Etymologie: 

De vis is opgedragen aan Jean-Marie Omont, een toegewijd Cichlidenliefhebber, die samen met Jean-Claude Nourissat verschillende vangreizen in Centraal Amerika maakte. Omont werkte bij Air France en kon vanuit die positie relatief soepel het transport naar Europa regelen. Op deze wijze is ook deze vis in Europa terecht-gekomen.

Referentie: 

Allgayer R.1988. "Redescrition du genre Paraneetroplus Regan 1905, et description d'une espèce nouvelle du Mexique". Revue Française des Cichlidophiles. 9 (75) blz 4-22

Literatuur: 

-- Artigas Azas J. 2015. Het geslacht Paraneetroplus, de Corrienteras van Mexico. Cichlidae 41 (4) 14-23

-- Allgayer, R. 1988. Rédescription du genre Paraneetroplus Regan, 1905, et description d'une espèce nouvelle du Mexique. Rev. fr. Cichl. 75 (1) : 4 - 22

-- Grad J. 2010. Paraneetroplus omonti, Cichlidenwelt 6 juni 2010

-- Keijman M. 1994. Paraneetroplus omonti Allgayer 1988. Een nieuwe telg uit het geslacht paraneetroplus. Cichlidae 21(4), blz 85-93.

-- Miller R. 2005. Freshwater fishes of Mexico, blz 373

-- Parola A. 2021. Art Parola en zijn ontmoeting met Paraneetroplus omonti. NVCweb.

-- Stawikowski/Werner 1998. Die Buntbarsche Amerikas, band 1, blz 420-421

-- Werner U. 2020. Selten geplegt: Paraneetroplus gibbiceps und P. omonti. DCG-Informationen 51(10) blz 248-255

Beschrijving: 

Nadat Allgayer (destijds een nog onbekend aquariaan uit Frankrijk) in 1988 Paraneetroplus omonti beschreef, werd dit in eerste instantie door de “serieuze” wetenschap verworpen. Ook in “The Freshwater Fishes of Mexico” (Miller 2005), wordt deze soort nog ter zijde geschoven als zijnde synoniem aan Theraps gibbiceps (Miller erkende het hele geslacht Paraneetroplus niet) Nu ruim 40 jaar na Allgayers beschrijving, zijn veel ichtyologen en Cichlidenspecialisten het erover eens dat de Paraneetroplus uit de Rio Tuijla wel degelijk verschilt van de Paraneetroplus uit de hoofdstroom (P. gibbiceps) en zelfs zodanig om van een zelfstandige soort te kunnen spreken. Van de Rio Tuijla zijn de laatste jaren dan ook verschillende andere endemische vissoorten bekend geworden.

 

Het meest in het oog springende verschil met P. gibbiceps is de grondkleur. Daar waar P. gibbiceps schittert in iriserende blauwtinten is deze Paraneetroplus-soort gehuld in aardetinten. Geel is de basiskleur van deze vis. Van P. nebuliferus verschilt hij door de duidelijke dwarsbandvlekken die tezamen de de horizontale band midden op het lichaam vormen, tegenover vage vlekken bij P. nebuliferus. Tenslotte verschilt deze vis van P. bulleri doordat de vijfde en zesde dwarsband niet, zoals bij genoemde vis, doorlopen tot de rugvin. Overeenkomsten met de andere leden van het geslacht zijn het langgestrekte lichaam, onderstandige bek, grote aantal rugvinstralen en broedkleuren waarbij de onderkant van kop en keel donker kleuren.

 

Er is weinig bekend over deze vis en hetgeen dát bekend is, staat ook nog eens ter discussie. Zo lezen we in het boek van Stawikowski en Werner dat zij in het verspreidingsgebied van P. gibbicebs een Paraneetroplus met de uiterlijke kenmerken van P. Omonti (geel) hebben gezien en laten de foto's van Keijman (1995) P. omonti zien met aanmerkelijk veel blauwtinten. En wat te zeggen van oude aquariumpopulaties van P. gibbiceps. Deze vertoonden in tegenspraak met de diagnose, vaak opvallend veel aardetinten. Hiermee lijkt het belangrijkste verschil tussen beide soorten enigszins op losse schroeven te staan. Helaas is fotografisch beeldmateriaal bijna net zo zeldzaam als de vis zelf, waardoor conclusies trekken lastig blijft.

Herkomst: 
Mexico
Verspreiding: 

Deze soort komt voor in de middenloop van de Rio Tulija. De typelocatie ligt bij de brug over de rivier van de doorgaande weg tussen Palenque en Ocosingo. Daarnaast worden door Stawikowski en Werner nóg twee locaties genoemd, namelijk de Rio Mozol-Há en de Rio Bascán, beiden staan in verbinding met het Rio Tuija stroomgebied. Verder lijkt het logisch dat deze soort nog voorkomt in de rio Xanil, in feite de bovenloop van de rio Tulija. Al deze wateren staan weer in verbinding met de grote Rio Grijalva waarin die andere Paraneetroplus (P. gibbiceps) voorkomt. Maar doordat ook deze soort zijn natuurlijk habitat nogal hoog stroomopwaarts heeft liggen, is de afstand tussen beide verspreidingsgebieden blijkbaar groot genoeg om zelfstandige eigenschappen tot ontwikkeling te laten komen.

 

Habitat:

De stroomversnellingen tussen hoog en laagland vormen het favoriete habitat van P. omonti. Dit bestaat geheel uit stenen, hier en daar afgewisseld door opeenhopingen van drijfhout. Vooral de ondiepe gedeeltes dienen hier als eettafel voor deze vis. Het voedsel bestaat dan ook voornamelijk uit algen inclusief de hierin levende microfauna. P. omonti deelt zijn specifieke habitat met twee andere cichliden, namelijk Chuco intermedium en Rheoheros coeruleus. Andere cichliden die in dezelfde rivier voorkomen, maar in rustiger water, zijn Mascaheros argenteus, Thorichthys socolofi en Trichromis salvini. Verder twee soorten zalmen, Astyanax aeneus, Brycon guatemalensis en de levendbarende Xiphophorus hellerii. De waterwaardes die Allgayer in zijn eerstbeschrijving opgaf bevatten een interessant gegeven.

 

04-03-1982 Temperatuur 30°C, PH 7.8, geleidbaarheid 180 μS/cm, GH 7,0 KH 6.

12-04-1984 Temperatuur 26°C, PH 8.5, geleidbaarheid 410 μS/cm, GH10,5 KH 8.

 

Wat hier opvalt is het enorme verschil in temperatuur en geleidbaarheid en ook de zuurgraad en hardheid laten behoorlijke verschillen zien, weliswaar gemeten in verschillende jaren, maar desalniettemin veelzeggend. Het zegt ons dat het natuurlijk habitat van P. omonti aan verandering onderhevig is. Het gaat hier om de maanden maart en april, maar de verwachting is dat die verschillen dieper in de regentijd alleen nog maar zullen toenemen.

Gedrag: 

Alles wijst erop dat deze dieren in de natuur een migrerend bestaan leiden. In de droge periode (januari-maart) trekken deze dieren naar hoger gelegen paaigronden waar ze zich reproduceren. In de regentijd verlaten ze de hoger gelegen gebieden en zakken de rivier af op zoek naar een geschikt habitat in de middenloop. Waarschijnlijk wordt het in de hoger gelegen gebieden dan ook te koud voor cichliden. In het aquarium lijken deze dieren niet bijzonder agressief, in de baltstijd echter kunnen beide geslachten de overige bewoners behoorlijk opjagen, in de broedzorgperiode zijn vooral de vrouwtjes hierin sterk gemotiveerd.

Voedsel: 

In de natuur eet deze Paraneetroplus-soort voornamelijk algen aangevuld met de hierin levende microfauna zoals garnaaltjes, slakjes en insectenlarven.

Kweek: 

Moeilijk. Geslaagde kweekverslagen zijn uiterst zeldzaam. De broedkleur is geel met zes dwarsbanden op de onderste helft van het lichaam. Mannetjes hebben vaak een wat hoekiger kopprofiel. De moeder begeleidt haar jongen zodra deze kunnen zwemmen. Ze vermijdt hierbij de stroomversnellingen niet. Het is een wonderbaarlijk gezicht hoe de zwerm zich zelfs in de sterkste stroming staande weet te houden. Ze bewaren hierbij nauw contact met de bodem. Ze lijken op hun evolutionaire pad één stap verwijderd van “zuignappen”;). Er zijn aanwijzingen dat mannelijke exemplaren er in de natuur een soort harem op na houden. Michel Keijman heeft in de Rio Bascan meerdere broedverzorgende vrouwtjes aangetroffen binnen het territorium van één dominante man.

Aquarium: 

De eerste P. omonti die naar Europa kwamen, werden in 1985 door Jean-Claude Nourissat gevangen. Deze dieren werden geconserveerd en in 1988 door Allgayer gebruikt voor zijn eerstbeschrijving. De eerste keer dat P. omonti als aquariumvis werd geïmporteerd was in 1991 en had een Nederlands tintje. Dit was namelijk het werk van Hans van Heusden en Michel Keijman. Deze dieren kwamen echter niet van de typelocatie. Op die locatie zagen zij slechts enkele vissen voorbijschieten. Één rivier terug, op de weg tussen Palenque en Ocosingo hadden zij echter meer geluk. Dit was de Rio Bascan en hier troffen zij meerdere broedende koppels, waarvan zij jongen meebrachten. Een uitgebreid verslag hiervan vindt u in het augustus-nummer van Cichlidae uit 1995.

 

Waarschijnlijk is P. omonti de grootst wordende Paraneetroplus-soort. De grootste exemplaren, in de natuur gemeten, waren 25 cm (Keijman 1995), maar onder aquariumomstandigheden kunnen deze dieren wel 30 cm halen. Dit gegeven, samen met de aangeboren zwemlust, vereist de nodige ruimte. Om deze soort langdurig in gevangenschap te kunnen houden komen daarom alleen de echt grote aquaria in aanmerking. Bakken vanaf 2,5 meter dus. De inrichting kan bestaan uit stenen van verschillende afmetingen. Hiermee kunnen schuilplaatsen worden gecreëerd, maar wel zodanig dat er nog voldoende zwemruimte overblijft. Planten komen in het milieu van deze vis niet voor en zijn in het aquarium daarom ook niet nodig.

 

Buiten de voortplantingstijd zijn deze dieren niet bijzonder agressief en goed samen te houden met andere rheofiele soorten. Vissen uit de geslachten Chuco, Theraps en Rheoheros komen hiervoor in aanmerking. Tijdens de broedperiode verminderd de tolerantie en schuilplaatsen zijn dan levensnoodzakelijk. Het water dient zuurstofrijk te zijn en vrij van stikstofverbindingen. Dit kunnen we bewerkstelligen door een efficiënte filtering in combinatie met veel en vaak water verversen. Het zuurstofgehalte houden we hoog door extra circulatiepompen en door de temperatuur in de gaten te houden. Deze dieren zijn weliswaar gewend aan periodiek hoge temperaturen, maar dit vindt plaats onder een andere verhouding watervolume – visbezetting. Zuurstof is in het habitat onbeperkt beschikbaar, in het aquarium niet. Een snelle ademhaling is een indicatie dat er op dit punt iets mis is.

 

Extra aandacht verdient de voeding. Bedenk dat deze vis het in de natuur voornamelijk van algen moet hebben, aangevuld met hetgeen hierin voorkomt. Zaken als runderhart, rode muggenlarven of tubifex zijn daarom echt uit den boze. Zelfs het random droogvoer is eigenlijk al te eiwitrijk en bevat te weinig ballaststoffen. We kunnen dan beter droogvoer op basis van plantaardige bestanddelen voeren. Wat er verder aan plantaardige producten gevoerd kan worden is experimenteren. Hier is verder geen data over beschikbaar. Al met al is P. omonti een vis voor de gevorderde liefhebber die over voldoende ruimte, tijd en apparatuur beschikt en het een uitdaging vindt om nieuwe ervaringen op te doen en die te documenteren. Meer info over deze vis is zeer gewenst.

 

De kwaliteit van de begeleidende foto is minder dan u van ons gewent bent, maar als u leest onder welke omstandigheden die gemaakt is heeft u vast begrip.

 

Kort avontuur met Paraneetroplus omonti | NVC web

Stoplicht: 
Oranje
Herkomstgebied: