Amphilophus istlanum ( JORDAN and SNYDER 1899)

Tekst Rene Beerlink, foto's Mark Douwes
Etymologie: 

Amphilophus, Amphi: aan beide zijden; lophus: 'verdikking', refererend aan de verdikte lippen

 

Amphilophus istlanum is vernoemd naar zijn typelokatie Rio Ixtla, ten zuiden van Cuernavaca in de provincie Morelos, Mexico.

Referentie: 

Jordan David Starr, J. O. Snyder. 1899. "Notes on a collection of fishes from the rivers of Mexico, with description of twenty new species" v. 19, pp. 115-147

Literatuur: 

Dr. Rüdiger Riehl en Hans A. Baensch. Aquarien Atlas 3, blz 734-735.

Beschrijving: 

Toegegeven.., deze vis.., in 1991 door Juan Artigas benoemd als “Living diamond” en 'n paar jaar later, in 1996, door dezelfde auteur bevorderd tot, “King of the Balsas”,is ontegenzeggelijk de mooiste autochtoon uit het Balsasbekken. Des te spijtiger dat we deze vis zo weinig zien. De vis geldt binnen de hobby als problematisch. De oude aquariumstammen zijn vaak behebt met darmproblemen. Onlangs is er bij een vangreis door Heiner Garbe (een bekend aquariaan uit Duitsland) opnieuw wildvang geïmporteerd. De ervaringen met deze nieuwe import uit de Rio del Oro (zijrivier van de Balsas) zijn hoopgevend. Hopelijk is hiermee het voortbestaan binnen onze hobby voorlopig weer even veilig gesteld. 

In het wild worden de Istlanum’s niet groter dan zo’n 20 cm (Juan Artigas 1991) maar in de aquariumliteratuur worden afmetingen tot wel  30 cm gemeld. Kleur en tekening zijn variabel. In bruidskledij is de grondkleur gelig, buik met roodomrande, blauw iriserende schubben, welke 'n attractief ruitjespatroon laten zien. Ook in rug en aarsvin kan er 'n mooi rood-blauw strepenpatroon zichtbaar zijn. Rugzijde met zwarte dwarsbanden, die soms samenvloeien en dan de gehele bovenzijde donker kleuren, vaak 'n teken van dominantie.

 

Volgens Meek (1904) zou er in de Yautepec een variant huizen met een omgekeerd kleurpatroon. Donker van onder en licht van boven. De Buen (1946) meende zelfs een ondersoort Amphilophus istlanum fuscum in de Rio Marqués te moeten onderscheiden (de groene variant) en Ernst Ahl beschreef in 1935 een jonger synoniem Parapetenia leonhard-schultzei. Allemaal waarnemingen die een grote variatie aan lokale vormen doen vermoeden, geheel conform het relatief grote verspreidingsgebied.

Herkomst: 
Mexico
Verspreiding: 

Het Rio Balsas bekken in het Zuiden van Mexico dat uitmond in de Pacific. Van de Rio Armeria in de provincie Jalisco tot de Rio Papagallo in de provincie Guerrero. Hier bewoont zij stromende rivieren met een stenige bodem en is zij de enige inheems voorkomende Cichlide. In grote delen van haar verspreidingsgebied wordt ze echter verdrongen door exoten als A. nigrofasciatus.

Naast haar grootst aaneengeschakelde verspreidingsgebied, het Balsasbekken, is ze eveneens vertegenwoordigd in ’n paar kleinere riviersystemen in de buurt van dit bekken, allen uitmondend in de Pacific, zoals de Rio Coahuayana en Rio Armeria.  In het Westen scheidt een vulkanische bergkam voorbij Colima haar leefgebied van haar verwant M. Beani en in het Oosten reikt haar verspreidingsgebied voorbij Acapulco tot en met de Rio Papagayo (Miller 2005) waar A. trimaculatum het stokje overneemt.

 

A. istlanum is van belang voor de lokale visserij. In de afgelopen jaren is de vangst, zowel in aantallen als in afmeting echter drastisch afgenomen. De soort heeft sterk te leiden van antropogene activiteiten. Vervuiling, afdamming en ontbossing eisen ’n steeds grotere tol. Ook het feit dat de soort slecht bestand lijkt tegen concurrentie en predatie van exoten als zeilvinmeervallen en convict’s, maken de vooruitzichten er niet rooskleuriger op. Artigas 1991 kon in Colima, het meest Westelijk deel van het oorspronkelijk leefgebied, geen enkele A. istlanum meer ontdekken en Heiner Garbe zocht de soort tevergeefs bij de typelokatie, de Rio Ixtla. Het ligt daarom in de lijn der verwachting dat sommige varianten in de toekomst zeldzaam worden, zo niet, uit zullen sterven.

Gedrag: 

Ervaringen van liefhebbers lopen enigszins uiteen. Er zijn berichten dat istlanum’s zich lieten domineren door Cryptoheros-soorten, maar er zijn ook berichten waarbij Istlanum’s soortgenoten één voor één decimeerden. Mogelijk dat leeftijd hier het verschil maakte. Feit blijft dat de dieren onderling onverwacht hard kunnen toeslaan. Op het internet doen liefhebbers verslag van regelmatige verliezen zonder dat hieraan voorafgaand enige agressie van betekenis te ontdekken viel.

Het lijkt erop dat A. istlanum in zijn pre-sexuele periode agressie vermijdt. In de vrije natuur leeft de vis dan nog in scholen en agressie zou dan enkel negatieve gevolgen hebben. Later, als de dieren seksueel rijpen, kantelt die uitkomst. Dan speelt agressie een belangrijke rol in de competitie en de bescherming van territorium en kroost. Bluffen schijnt dan aan de vroeg - adolescenten niet te zijn besteedt. Later, als de dieren wat ouder worden bedient A. istlanum zich wel degelijk van bluf. Waarom zou je ook je leven riskeren, als je met het opblazen van je voorhoofd hetzelfde resultaat bereikt.

Voedsel: 

Het foerageergedrag lijkt op dat van veel andere Centraal-Amerikaanse Cichliden. A. Istlanum zwemt in de natuur, bodem-georiënteerd, in kleine groepen tussen de zandbanken. Stoppen zo nu en dan, happen enkele keren in het zand en filteren de bek-inhoud vervolgens uit op eetbare delen.(Artigas 1991). Hun voedsel bestaat in de natuur dus voor een groot deel uit bodemlevende insecten, larven en slakjes. Hierbij kunnen de dieren, al dan niet bewust, ook detritus en algen binnen krijgen. Dit groepsgewijze foerageergedrag verdwijnt natuurlijk wanneer de dieren gaan broeden.

In het aquarium kunnen we de dieren gevarieerd voeren waarbij we echter één kantekening moeten plaatsen. Alhoewel de dieren in de natuur ongetwijfeld larven van Diptera eten, is gebleken dat muggenlarven, (in ieder geval bij de oude aquariumstammen) tot darmproblemen kunnen leiden. Er geldt daarom een breed gedragen advies om deze dieren geen muggenlarven te voeren.

Kweek: 

Open substraat broeder. Vrouwtjes blijven kleiner, zijn vaak wat contrastrijker waarbij de kleur rood op de onderste helft overheerst. Mannetjes worden groter, dragen vaak een voorhoofdsbult (vooral in de nabijheid van andere mannetjes) terwijl de kleur blauw op de onderste helft van het lichaam overheerst.
 
Waarschijnlijk broed  A. istlanum in de natuur slechts één keer per jaar (Axelrod 1993).  Dit gebeurt dan in de droge tijd. Ze gaan dan in de langzaam stromende delen van de rivier op zoek naar 'n overhangende steen die hun nog wat extra bescherming biedt. Aan de voet van die steen graven ze het losse zand weg, waarna het vrouwtje zo'n 500 bijna onzichtbare eieren aan de onderkant van de steen legt. Daarna worden deze bevrucht door 't mannetje. Deze blijft hierna in de nabijheid van 't nest, terwijl het vrouwtje de directe zorg van de eieren op zich neemt. Soms wordt ze hierbij even afgelost waarbij ze tijdens het passeren even opvallend flanken. Na twee tot 4 dagen (afhankelijk van de temp) komen de eieren uit. De larven worden één voor één in de kuil aan de voet van de steen gespuwd. Na weer eens 5 dagen zwemmen de jongen vrij. Dan verlaten ze het nest voorgoed. Beide ouders blijven nu dicht in de buurt van de jongen en leiden ze met behulp van vin-bewegingen naar stromingsarme, voedselrijke algenveldjes waar de jongen zich te goed doen aan jonge geleedpotigen en eencellige organismen.

 

Het weer kan in deze regio allesbepalend zijn voor een al dan niet geslaagde voortplanting. Juan Artigas observeerde een dag voor een onverwachte storm vele koppels met jongen. 'N dag later trof hij geen enkel koppel meer met jongen aan. Hiermee is meteen duidelijk waarom A. istlanum niet in het regenseizoen broed. Zodra de jongen zelfstandig worden, scholen ze massaal samen en verblijven ze graag in de schaduw van overhangende vegetatie, in de ondiepere oeverzones (Artigas 1991)

Aquarium: 

Voor een volwassen koppel moet een bakmaat van 180 cm als minimum worden beschouwd (zie gedrag). Daarbij zal er voor uitgebreide schuilgelegenheid gezorgd moeten worden.  Een kleine groep van deze dieren kan gehouden worden vanaf baklengtes van zo'n 250 cm. Samenhouden met andersoortige grote cichliden is mogelijk maar onnatuurlijk. In het Balsasbekken is A. istlanum de enige Cichlide. Alleen de meest Oostelijk zelfstandige populaties ondervinden mogelijkerwijs (natuurlijke) concurrentie van 'n andere Cichlide. De Noord-West grens van A. trimaculatum overlapt enigszins de Zuid-West grens van A. istlanum. Dit hoeft echter niet te betekenen dat de soorten elkaar ook daadwerkelijk tegenkomen. A. trimaculatum bewoont bij voorkeur de benedenloop (waar het water naar brak neigt), terwijl de vindplaatsen van A. istlanum meer de hoger gelegen middenlopen betreffen. Er bestaan in de aquariumliteratuur overigens meldingen van hybridisatie tussen deze twee soorten. Samenhouden is daarom ook uit deze gronden niet zo verstandig.

In het Balsas-gebied komt de levendbarende P. butleri in grote aantallen voor. Dit is de Pacifistische equivalent van Poecilia mexicana. Ik heb geen liefhebbers kunnen vinden die A. istlanum combineren met dit soort robuuste levendbarenden, maar het lijkt me de moeite van het proberen waard. Planten (afgezien van wat wiervelden), komen in het natuurlijk biotoop van A. istlanum niet of nauwelijks voor. Een natuurlijke inrichting voor A. istlanum kan daarom eenvoudig bestaan uit zand stenen en grint evt. gevarieerd met wat wortelhout.

 

Amphilophus istlanum staat bekend als gevoelig voor darminfecties. Vooral jonge dieren van 'n paar maanden oud kunnen hieraan massaal sterven, maar ook oudere dieren blijven gevoelig voor darmproblemen. Mogelijk dat stress hierbij mede een rol speelt. Overbezetting dient daarom te worden vermeden. Tevens wordt het voeren van rode muggenlarven en tubifex breed ontraden, dit omdat deze laatsten vaak afkomstig zijn uit vervuilde wateren. Sommige liefhebbers zien zelfs geheel af van elke vorm van levend voer.

 

Vrij recent heeft er een onderzoek plaatsgevonden waarbij de mogelijkheden A. istlanum commercieel (voor consumptiedoeleinden) te gaan kweken werden onderzocht. Een belangrijk onderdeel hiervan betrof de optimum-temperatuur. Dit is de temperatuur die de vis prefereert en waarbij aangenomen wordt dat stofwisselingsprocessen optimaal verlopen. Het opmerkelijke resultaat dat hierbij naar boven kwam was dat deze bij de volwassen dieren rond de 30 gr. C. lag en bij jonge dieren daar zelfs nog enkele graden boven. Dit zou kunnen betekenen dat aquariumdieren dus jarenlang op te lage temperaturen gehouden zijn en dat de oorzaken van genoemde darmproblemen tevens hierin gezocht zouden kunnen worden. Enzymen die bij de voedselvertering helpen, zijn zeer temp-gevoelig en koudbloedige dieren zijn hierin volledig afhankelijk van hun omgevingstemperatuur. Figueroa J.L. ed al. 2003. “Preferred temperature of the mexican native cichlid Amphilophus istlanum”. Hidrobiológica 2003, 13 (4): 271-275.

Stoplicht: 
Oranje
Herkomstgebied: 
synoniemen: 

Heros istlanus, Jordan et al, 1899
Cichlasoma istlanum, Meek, 1904
Heros (Heros) istlanus, Pellegrin, 1904
Cichlosoma (Parapetenia) istlanum, Regan, 1905
Parapetenia istlana, Jordan et al, 1930
Cichlasoma (Parapetenia) leonhard-schultzei, Ahl, 1935
Heros mento, Taylor et al, 1980
Nandopsis istlanum, Burgess, 2000
Cichlasoma istlana fusca, Kullander, 2003
Amphilophus istlanus, Říčan et al, 2016