Herichthys pantostictus (Taylor & Miller, 1983)

Tekst Rene Beerlink, foto Wisse Sluijters
Etymologie: 

De naam “Pantostictus” betekent “overal gevlekt” en is een verwijzing naar de overvloedige stippen op het lichaam.

Referentie: 

Taylor, J & Miller R. 1983. Cichlid fishes (genus Cichlasoma) of the Rio Panuco basin, eastern Mexico, with description of a new species

Literatuur: 

-- Artigas Azas J. 1992. The 'Cichlasoma' labridens complex
-- Gonzalez M. 2007. A pantostictus of a different color
-- Maza-Benignos M., Lozano-Vilano M. 2013. Description of three new species of the genus Herichthys from eastern Mexico, with redescription of H. labridens, H. steindachneri
-- Ribens P. 2008. Herichthys pantostictus
-- Taylor, J & Miller R. 1983. Cichlid fishes (genus Cichlasoma) of the Rio Panuco basin, eastern Mexico, with description of a new species
-- Wessel R. 2001.  A Labridens of a different color
 

Beschrijving: 

Toen Tayler en Miller in 1983 H. pantostictus uit twee brakwater-lagunes rond de stad Tampico hadden  beschreven konden zij niet voorzien dat het verspreidingsgebied van deze vis nadien nog flink zou uitdijen. Vele rivier-varianten uit de Labridens groep waaronder de ‘Blue Labridens’ en de ‘Green Labridens’ die al lange tijd zonder officiële naam zaten werden geacht tot dezelfde soort te behoren als de vis die Tayler en Miller uit die twee lagunes hadden beschreven. Dit maakt deze soort extreem variabel. Mauricio heeft nog getracht orde te scheppen in deze waaier van morfen (H. pratinus, H. molango, H. pame) maar dit initiatief werd onbarmhartig neergesabeld. Alleen H. pame (de ‘White Labridens’) kon op gratie rekenen en ontving brede erkenning, al was het alleen maar om zijn bijzondere relatie tot H. steindachneri (zie beschrijving H. pame).

 

Het verschil in habitat tussen de H. pantostictus uit de kust-lagunes en de H. pantostictus boven de watervallen van Micos kan bijna niet groter. De één leeft langs rietkragen, boven 'n kleibodem in stilstaand en doorgaans troebel water met een zoutgehalte tot 4 ppt. en de ander trotseert de stroming boven rolkeien in helder zuurstofrijk water. Het zal daarom niemand verbazen dat beide uitersten ook morfologisch de nodige verschillen vertonen. De kust-variant is hooggebouwd met een korte kop en korte staartvinbasis, rond de 20 cm. Basiskleur licht bruin en geheel bezaaid met een gelijkmatig patroon van donker bruine stippen. De rivier-variant is daarentegen wat langgerekter, met 'n langere kop en langere staartvinbasis, iets kleiner, rond de 17 cm. Een basiskleur van olijfgroen en met slechts gedeeltelijk donkerbruine, kleinere stippen.

 

Bekende varianten:

. lacustrine vorm; Monding van de Panuco en de noordelijke laaglandstromen (holotype)
. riverine vorm; Ríos Tampaon, Moctezuma, Coy, Pujal, Valles (Blue labridens)
. riverine vorm; Rio El Salto (groene labridens)
. riverine vorm; Rio Venados, lago Azteca (Caramel labridens)
. riverine vorm; Río Tamesi, Guayalejo en zijrivieren (Red spotted labridens)
. riverine vorm ; Tambaque (Golden form)
. riverine vorm; Rio Tancuilin (The Yellow)

 

Dit zijn lang niet alle varianten en naar verwachting zal dit lijstje in de toekomst nog verder groeien. De lokale vormen verschillen vooral in kleur en tekening. Sommige populaties hebben rood in de vinnen, anderen juist niet. Sommige hebben blauw iriserende schubben, andere niet. Sommige populaties laten nog iets van hun bandenpatroon en of lengtestreep zien, anderen weer niet. Bij de een is de oksel achter de borstvin rood en bij de ander meer paars. Ook in de broedkleuren komen verschillen voor, maar in grote lijnen vertoont het veel overeenkomsten met het schaakbordpatroon dat we van H. pame kennen. Het is niet gemakkelijk al deze verschillende varianten van elkaar te onderscheiden bovendien hebben leeftijd en stemming ook nog hun invloed op het uiterlijk. We moeten ervoor waken dat verschillende herkomstgebieden zich in onze aquaria kruisen, want wat nu als 'variant' beschouwd wordt, kan morgen een 'soort' zijn. Daarbij getuigd het van weinig respect om duizenden jaren evolutie in te ruilen voor een knutselwerkje,

Herkomst: 
Mexico
Verspreiding: 

In de oorspronkelijke beschrijving wordt nog uitgegaan van slechts twee brakwater-lagunes, de laguna Chairel, laguna de la Puerta en één riviertje, de Rio Sabinas (een uitloper van de Rio Tamesí). Nieuwe inzichten laten zien dat H. pantostictus in vrijwel alle laaglandrivieren van het Panuco stroomgebied voorkomt en zelfs in rivieren die geen verbinding hebben met de Rio Panuco. Van De Rio Naranjos in het Zuiden tot voorbij de stad Tampico in de Tigre Rivers in het Noorden. In het Westen heeft zij de watervallen van Micos bereikt en zelfs daarboven komt zij nog voor in de vorm van een vis met de bijna mythische naam 'Geen Labridens'. Kortom een vis met een enorme distributie en dito variatie.
 

Voedsel: 

Omnivoor. Maagonderzoek uitgevoerd door Mauricio in 2013 bracht het volgende resultaat aan 't licht. Detritus (10%), filamenteuze algen (80%) en slakken (10%). Verhoudingen kunnen gedurende het seizoen, afhankelijk van beschikbaarheid van andere voedselbronnen, variëren.
 

Kweek: 

Herichthys pantostictus leeft in een groot deel van zijn verspreidingsgebied (laaglandrivieren en kust-lagunes) sympatrisch met H. carpintis. Blijkbaar beconcurreren ze elkaar qua voedingsgewoonten niet, maar ook wat betreft nestgelegenheid hebben ze een oplossing gevonden. Herichthys pantostictus neemt de broedplaatsen in van maart tot mei, waarna Herichthys carpintis diezelfde broedplaatsen gebruikt van mei tot augustus.

 

Bij 8 cm is  H. pantostictus reeds geslachtsrijp. Hierdoor kon Rusty Wessel zijn wildvangdieren succesvol voort kweken in bakken van nog geen 200 liter. Zowel mannen als vrouwen krijgen soms al weken voor de ei-afzetting een indrukwekkend broedkleed. De kin en de achterkant van de rug steken dan gitzwart af tegen de witte kop en de onderkant van de staart. Dit wordt ook wel een “schaakbordpatroon” genoemd en dit patroon behouden zij gedurende het afbakenen van hun territorium, het afzetten van de eieren en de gehele broedzorgperiode daarna.

 

Uiteindelijk legt het paar zo'n 300 eieren (afhankelijk van de grootte van het vrouwtje), in een beschutte plaats, op een harde ondergrond. Na 2 tot 3 dagen komen de larven uit en worden dan naar een van te voren gegraven nestkuil gebracht. Na nog eens vijf dagen zwemmen de jongen vrij. De jongen worden op de voor de labridens-groep bekende wijze gevoerd. Hierbij steken de ouders hun buik zo diep mogelijk in de ondergrond waarna ze door heftig schudden de bodem op wervelen. In deze wolken van detritus vinden de jongen hun voeding. In het aquarium zijn de jongen gemakkelijk groot te brengen met artemia.

Aquarium: 

H. pantostictus wordt door liefhebbers als Pascal Ribbens als bovengemiddeld agressief ervaren. Duurzaam als koppel gehouden is daarom zo goed als onmogelijk. Het moment waarop het mannetje zijn vrouwtje dood is onvoorspelbaar maar bijna onafwendbaar. Daarom kunnen we deze dieren beter in groepen houden, in ruime aquaria (vanaf 500 liter) of met robuuste medebewoners uit de Herichthys-groep als H. carpintis of H. tamasopoensis waarmee ze in de vrije natuur ook sympatrisch leven. Bijvissen zoals grote levendbarenden of Astyanax-soorten zijn wenselijk, maar een waarschuwing is hier op z'n plaats. Exemplaren die in de bek van H. pantostictus passen zijn hun leven niet zeker. Afhankelijk van de herkomst van de dieren (lagune of rivier ) kunnen we de bakken inrichten met bamboe (rietoever imitatie) stenen en grove planten, of enkel zand en stenen met een lichte stroming. Belangrijk is dat de dieren de beschikking hebben over plekken met louter fijn zand welke ze kunnen gebruiken bij hun broedzorg rituelen.

 

In de lagunes zijn seizoensgebonden temperatuur-fluctuatie gemeten tussen de 18 en 28 C. In de rivieren zelfs tussen de 16 en 28 C. Daarom geven sommige liefhebbers de dieren een vorm van winterrust. Hierover valt bij H. pame nog het een en ander te lezen (zie H. pame). Voor de H. pantostictus uit de hogere delen van het verspreidingsgebied is een zeer goede waterkwaliteit (vrij van stikstofverbindingen) absoluut essentieel. Verder dient het water hard, alkalisch, zuurstofrijk en stromend te zijn. De H. pantostictus uit de lagere delen van het verspreidingsgebied zijn minder kritisch. Misschien dat hier het verschil in liefhebbers-ervaring vandaan komt. Bij de een is het een probleemloze aquariumvis terwijl zij zich bij de ander als uiterst gevoelig manifesteert. Ze accepteren alle soorten voeding maar plantaardige bestanddelen moeten we ze zeker niet onthouden, al was het alleen maar vanwege de onontbeerlijke ballaststoffen, welke luie darmen helpen voorkomen. H. pantostictus is een prachtige, boeiende, door één liefhebber zelfs 'intelligent' genoemde aquariumvis. Wel 'n tikkeltje gevoelig, maar wie rekening houdt met waar hij vandaan komt, komt er beslist niet meer vanaf.
 

Stoplicht: 
Oranje
Herkomstgebied: