Talamancaheros sieboldii (KNER 1863)

Tekst Rene Beerlink, foto Uwe Werner
Etymologie: 

Genoemd naar Karl Theodor Ernst von Siebold, een Duitse bioloog die leefde van 1804 tot 1885. Niet te verwarren met onze eigen Franz Von Siebold, de beroemdste Nederlander in Japan, waar ook veel dieren en planten naar zijn vernoemd. Ironisch genoeg eigenlijk een Duitser en directe familie van Karl Theodor.

 

Referentie: 

Rudolf Kner beschrijft de vis, afkomstig van de pacific-zijde van Panama. Kner R. Steindachner F. 1863. Eine Uebersicht der ichthyologische Ausbeute des Herren Prof. Dr. Moritz Wagner in Zentral Amerika.

Literatuur: 

-- Bussing W. 1975. Taxonomy and biological aspects of the Central American cichlid fishes Cichlasoma sieboldii and C. tuba

-- Bussing W. 2002. Freshwater Fishes of Costa Rica. Blz 372 tm 376.

-- Dühring D. 2019. Talanancaheros sieboldii (kner 1863). DCG-Informationen 50-6. blz 122 tm 125

-- Keijman M. 1996. Tomocichla sieboldii een “grijze” muis uit Costa Rica. Cichlidae 22(3): 77-80

-- Kner R. Steindachner F. 1863. Eine Uebersicht der ichthyologische Ausbeute des Herren Prof. Dr. Moritz Wagner in Zentral Amerika

-- Krahnefeld L. 2019. Die Talamancaheros-Arten und ihre verbreitung. DCG Informationen 50(6): 126-129

-- Stawikowsky und Werner 1998. Die buntbarsche Amerikas. Blz 432 tm 436.

-- Teune C. 2004. Wie was toch die Dr. Von Siebold?

-- Werner U. 2017. Spezialisierte “Erdfresser” und “Maskenbuntbarsche” aus Costa Rica und Panama 48(7): 146-154

-- Rican O. et al 2016. Diversity and evolution of the Middle American cichlid fishes with revisited classification

 

Verder zijn voor deze beschrijving geraadpleegd, het Duitse Cichlidenforum Cichlidenwelt, het Amerikaanse Cichlidroom en het Nederlandse Cichliden forum.

 

 

Beschrijving: 

Talamancaheros sieboldii is de vis met het boeven-masker. Of zoals Lee Nuttal hem ooit in één van zijn artikelen voorstelde “The American Bandit”. Dit masker draagt de vis overigens alleen in de broedtijd, maar dan wordt de vis ook in andere opzichten een boef.

 

Deze vis is recent (2016) door Oldrich Rícan opgesplitst in twee soorten. Een Costa Ricaanse (T. underwoodi) en een Panamese (T. sieboldii). Dit gebeurde aan de hand van aanzienlijke genetische verschillen. Bovendien zouden de twee ook morfologische uit elkaar te houden zijn, maar dan voornamelijk in bruidstenue. De T. underwoodi met een lichtere basiskleur, verticaal bandenpatroon en geaccentueerde oogstrepen en T. sieboldii met donkerdere basiskleur, meer verticaal patroon en niet of nauwelijks zichtbare oogstrepen.

 

Inderdaad treffen we in de literatuur en op internet deze twee kleurmorfen aan. Toch lijkt de grens (iig.morfologisch) ietwat ingewikkelder dan ons wordt voorgeschoteld. Als we bijvoorbeeld naar de momenteel gangbare Chorcha-variant kijken draagt deze een gemengd patroon (zowel verticaal als horizontaal), met geaccentueerde neusstrepen, terwijl het hier een rivier ver in panama betreft. Bovendien zou je verwachten dat de Panamese vorm in de aquariumhobby overheerst vanwege het uitvoerverbod in Costa Rica dat al vanaf 1996 van kracht is, maar ook dat lijkt zich niet duidelijk af te tekenen.

 

Ook Bussing die in de jaren 70 veel onderzoek deed naar deze soort heeft toentertijd geen noemenswaardige morfologische verschillen geconstateerd, maar wellicht dat het broedkleed niet bij zij onderzoek betrokken was. Bussing beschouwde deze vis trouwens als verwant aan Tomocichla tuba, maar dit bleek achteraf niet juist. Een expeditie van aquarianen naar het grensgebied tussen beide soorten, vooral de Rio Colorado (die beide landen verbindt) zou interessante gegevens kunnen opleveren.

 

Herkomst: 
Panama
Verspreiding: 

Het komt maar zelden voor dat vissen zich aan landsgrenzen houden, maar als we Oldrich mogen geloven hebben we hier de uitzondering die de regel bevestigt. T. sieboldii komt in het Westen van zijn verspreidingsgebied voor tot precies aan de grens met Costa Rica. Vanaf hier neemt zustersoort T. underwoodi (aan de Costa-Ricaanse kant) het stokje over. Alhoewel deze grensregio redelijk vlak lijkt (met google-earth is de landbouw-bestemming zichtbaar) heeft dit gebied nog net voldoende reliëf om de stroomrichtingen te scheiden, Aan de Costa Ricaanse kant stromen de watertjes West en aan de Panamese kant stromen ze Oost-waarts. Of dit voldoende is om de soort te scheiden is, lijkt gezien het gemak waarmee rivieren in deze regio buiten hun oevers treden, op z'n minst twijfelachtig te noemen.

 

De Oostgrens van T. sieboldii wordt door het riviertje Santa Maria gevormd. Dit is halverwege Panama. Enkele rivieren waaruit aquariumpopulaties bekend zijn, zijn Rio Chiriqui, Rio Gariche, Rio Divala en Rio Chorcha. In zijn verspreidingsgebied komt deze rheofiele soort bij voorkeur in de wat sneller stromende beken en rivieren voor, maar een hardliner is de vis in dit opzicht niet. Michel Keijman trof de soort in 1996 ook in langzamer stromend water. Opgemerkt dient hier wellicht te worden dat “stroomsnelheid” in de praktijk altijd in direct verband staat met de hoeveelheid neerslag in het drainagebekken. Dit betekent dat stroomsnelheden in het leefgebied van T. sieboldii kunnen fluctueren per plaats en tijd.

 

Één opmerkelijke locatie moet hier nog genoemd worden en dat zijn de warmwaterbronnen van Caldera. Hier troffen Duitse Cichliden-liefhebbers broedparen van T. sieboldii aan bij een watertemperatuur van 38 graden Celsius. T. sieboldii was hier de enigst voorkomende vissoort. Dit is natuurlijk zeer opmerkelijk voor een zuurstofbehoeftige rheofiele soort en kan wijzen op een extreme vorm van temperatuur-tolerantie. Of alle T. sieboldii deze eigenschap bezitten valt echter te betwijfelen, mogelijk gaat het hier om een lokaal aangepaste variant.

 

Talamancaheros deelt zijn biotoop met de cichliden Cribroheros altifrons, Amphilophus lyonsi, Amatitlania sajica en Andinoacara coeruleopunctatus, levendbarende tandkarpers

Priapichthys panamensis en Brachyrapis roswitha de Zalmen Roeboides guatemalensis, Curimatamagdalenae, Hoplias microlepis, Piabucina boruca, Grondels Hemieleotris latifasciata, Sicydium salvini en de Meervallen Pimelodella chagresi en Hypostomus panamensis.

 

Gedrag: 

In het aquarium gedragen de dieren zich aanvankelijk vaak schuw. Na verloop van tijd echter kan dit volledig omslaan naar tamelijk onverdraagzaam, zowel naar soortgenoten als naar soort-vreemde vissen.

 

Voedsel: 

In de natuur graast T. sieboldi met zijn onderstandige bek de algen af op de wijze die we van de Mbuna’s uit het Malawimeer kennen. Deze algen zijn in de regel zó kort dat van extra eiwitten uit de hierin levende insecten geen sprake kan zijn. We kunnen er daarom vanuit gaan dat de algen zelf het hoofdmenu van de grazende T. sieboldii vormen. Hiermee zullen we bij aquarium-gehouden dieren dus rekening moeten houden. Het hoofdmenu voor volwassen dieren dient een plantaardige oorsprong te hebben. Jonge dieren kan men wat eiwitrijker voeden. Cyclops, Daphnia, Artemia zijn vanwege de inbegrepen ballaststoffen prima eiwitbronnen. Voorzichtig met muggenlarven, deze kunnen mogelijk darmproblemen veroorzaken. Tubifex of runderhart (zoals in oude aquariumliteratuur nogal eens geadviseerd) zijn in dit opzicht absoluut uit den boze.

 

Kweek: 

Vrouwtjes zijn vaak al vanaf een centimeter of 5-6 geslachtsrijp. Bij de mannetjes ligt dit rond de 10 cm. De onderste kop-helft kleurt in deze periode donker, vooral bij het vrouwtje. Als afzetplaats zoeken de dieren een holte die ze vaak nog iets verder uitgraven. Hierbij neemt het vrouwtje meestal het initiatief. Eieren zijn groot, rond en worden bij voorkeur afgezet op een verticaal vlak. Bij 28 C. komen de eieren na 48 uur uit. Na 6 tot 7 dagen hebben de jongen hun voorraadzakje verbruikt en beginnen de zwemlessen. Bij een lagere temperatuur neemt dit ontwikkelings-proces meer tijd in beslag. Het vrouwtje neemt de directe zorg voor eieren en larven voor haar rekening terwijl het mannetje het territorium verdedigd. Zodra de jongen vrijzwemmen schaart hij zich bij zijn gezin en zwemt soms zelfstandig met een deel van de jongen onder zijn hoede.

 

Aquarium: 

Dit relatief kleine visje, de mannetjes worden doorgaans niet veel groter dan 20 cm en vrouwtjes blijven vaak al bij 15 cm steken, heeft toch wel de nodige ruimte nodig. Dit komt door hun actieve zwemgedrag. Een bak van 180 cm is hier daarom wel op z'n plaats. In kleinere bakken zullen de agressieproblemen moeilijker te managen zijn. Vaak heeft dit visje even tijd nodig om te wennen en eten ze de eerste tijd niet. Maar door de bak zoveel mogelijk met rust te laten stimuleren we het gewenningsproces en vertrouwen opbouwen kost nu eenmaal tijd. Laat u niet verleiden door allerlei verschillende voedselitems uit te gaan proberen of onder stenen te gaan kijken want vertrouwen gaat te paard maar komt te voet en geduld is een schone taak.

 

Net als andere rheofiele soorten is ook T. sieboldii erg gevoelig voor vervuild water. In het milieu van T. sieboldii is de bacteriedruk extreem laag. Hierdoor kunnen ze er van nature ook slecht tegen. Op fora treffen we dan ook frequent meldingen van zwerende wonden, vooral op de flanken van deze soort. Hoogstwaarschijnlijk het gevolg van een combinatie van factoren die juist onder aquariumomstandigheden samenkomen. Primair is dit de beperkte ruimte van een aquarium waardoor eerder schermutselingen plaatsvinden cq. beschadigingen van de slijmhuid, maar ook het plotseling aanspringen van het licht kan (vooral bij wildvang) tot schrikreacties leiden waarbij de vis zichzelf verwond. Secundair loopt de vis vervolgens een infectie op vanuit het met bacteriën belaste aquariumwater. De remedie is tweeledig. Veel ruimte en zorgen voor schoon water. Zo rein als in de natuur krijgen we het natuurlijk nooit, maar met een efficiënte filtering en veelvuldig water verversen kunnen we een heel eind komen.

 

Temperatuur niet onder de 26 C, PH 7-8 en minder hard dan gebruikelijk is voor midders. Inrichting met zand en stenen. Fijne planten worden gegeten maar de wat robustere soorten zoals Echinodorus bleheri, Vallisneria americana of Cryptocoryne aponogetofolia zouden we kunnen proberen. Het voordeel van die laatste twee is dat deze een soort dak aan de oppervlakte vormen waaronder de vissen zich eerder op hun gemak voelen.

 

 

Stoplicht: 
Oranje
Herkomstgebied: