Tomocichla tuba (MEEK 1912)

Tekst Rene Beerlink, foto Hans van Heusden, film Bruce Vandeweghe
Etymologie: 

Seth Eugene Meek geeft geen uitleg bij de naam “Tuba”, waardoor meerdere interpretaties zijn ontstaan. Stawikowski en Werner houden het op een verwijzing naar het blaas-instrument ivm. de dikke lippen van deze vis. Maar Juan Artigas wijst op het feit dat “Tuba” de autochtone naam voor deze vis is en waarschijnlijk afkomstig van de Miskito's, een inheems volk uit Nicaragua. Het betekent “vriend” en verwijst naar de goede verkrijgbaarheid van deze consumptievis.

Referentie: 

Meek S. 1912. New species of fishes from Costa Rica. Field Columbian Museum Publication

Literatuur: 

-- Artigas Azas J. 2018. Tomocichla tuba, de grootste in snelstromend water levende cichlide van Centraal-Amerika, Cichlidae 44-5, blz 11 tm 17

-- Bussing W. 1975. Taxonomy and biological aspects of the Central American cichlid fishes Cichlasoma sieboldii and C. tuba

-- Bussing W. 2002. Freshwater Fishes of Costa Rica. Blz 376 tm 378.

-- Coleman R. 2008. The Cichlid egg project . http://www.cichlidresearch.com

-- Heijns W. 1986. Cichlasoma tuba, Meek 1912. Cichlidae 12-4: augustus 1986

-- McCrary et al. 2005. A Breeding Population of Theraps underwoodi on Ometepe Island, Nicaragua, and Implications for its Dispersal Mechanisms

-- Meek S. 1912. New species of fishes from Costa Rica. Field Columbian Museum Publication

-- Rican O. et al 2016. Diversity and evolution of the Middle American cichlid fishes with revisited classification

-- Stawikowski R. / Werner U. Die Buntbarsche Amerikas band 1. Blz. 432 tm 433.

-- Winemiller, K. et al. 1995. Ecomorphological diversification and convergence in fluvial cichlid fishes

Beschrijving: 

Jarenlang ging deze bijzondere vis door het leven als de zustersoort van T. sieboldii. Beide soorten toonde sprekende overeenkomsten en bovendien sloten de verspreidingsgebieden naadloos op elkaar aan. T. sieboldii aan de ene kant van de berg en T. tuba aan de andere kant. Het Talamanca gebergte zoals dit gebied word genoemd, was ergens in zijn geologische geschiedenis een eiland en op dit eiland leefde de gemeenschappelijke voorouder van T. tuba en T. sieboldii. Doordat de berg verder uit zee rees werd de populatie in tweeën gesplitst. De twee populaties raakte meer en meer van elkaar geïsoleerd en zo ontstonden de zustersoorten T. tuba en T. tomocichla. Tot zover de hypothese van William Bussing. Niemand had redenen om hieraan te twijfelen.

 

Totdat Oldrich Rican en zijn team in 2016 moleculair onderzoek verrichte naar de biologische diversiteit van Midden Amerikaanse Cichliden. Toen bleek dat beide soorten van compleet verschillende evolutionaire lijnen afstamden. Tja.., en toen zag men wat men jarenlang over het hoofd gezien had. Goed beschouwd was eigenlijk alleen de vorm hetzelfde. Het kleurpatroon en de tekening geven wel dezelfde impressie maar waren bij nadere beschouwing totaal verschillend, om over het kleurpatroon van de jongen nog maar te zwijgen. De overige overeenkomsten waren allemaal ecologisch van aard en hadden te maken met analoge leefgewoonten. Een mooi voorbeeld dus van “convergente evolutie”

 

Opvallende kenmerken van deze soort zijn de grote onregelmatige schubben, de naar beneden gerichte snuit met dikke lippen. Een lange staartwortel met staartwortel-vlek. Een kaarsrecht staart-uiteinde met een zwarte omzoming aan de bovenkant, soms ook aan de onderkant waardoor een V ontstaat. Onder normale omstandigheden vertonen de dieren weinig expressie, maar wanneer het broedseizoen aanbreekt ondergaan de dieren een gedaantewisseling. Een groenige ondertoon breekt door de grijze basiskleur, afgewisseld met meer of minder rode tinten in het midden van de flanken, welke meer dan 10 dwarsbanden kunnen vertonen. Dit hoge aantal wordt bereikt doordat sommige banden in tweeën voorkomen. Drie zwarte strepen tussen de fel rode ogen, met daarachter een brede witte zone in de nek. Buik is wit evenals de buik en aarsvin. Deze soort wordt uiteindelijk meer dan 35 cm lang.

Herkomst: 
Costa Rica, Nicaragua
Verspreiding: 

In Vele rivieren aan de Atlantische zijde van Costa Rica en het Zuiden van Nicaragua. Van het Rio Escondido stroomgebied in Nicaragua tot aan de Rio Madre de Dios in Costa Rica. Tomocichla tuba wordt in dit verspreidingsgebied aangetroffen in matig tot snelstromend water en wordt zodoende aangemerkt als een rheofiele soort. Ze komt voor tot een hoogte van 540 mtr. bij temperaturen tussen 23 en 33 graden Celcius. Enkele rivieren van waaruit waarnemingen gemeld zijn, zijn Rio Barbilla, Rio Sucio, Rio Sardinal, Rio Tortuguero, Rio Sarapiqui, Rio Burro, Rio La Muerte, Rio Iroquois en de Rio San Juan.

 

McCrary 2005 rapporteert een geïsoleerde populatie van T. tuba op Ometepe Island. Dit eiland ligt in het grote meer van Nicaragua waar momenteel een megaproject ten uitvoer wordt gebracht. De bedoeling is om hier (naar voorbeeld van het Panamakanaal) de Atlantische en de Stille Oceaan met elkaar te verbinden, teneinde nóg weer grotere tankers te kunnen laten varen. In het riviertje Ben Sueco zagen zij minstens honderd volwassen T. tuba waaronder enkele broedparen. Het vermoeden bestaat dat deze populatie afkomstig is uit de monding van de San Juan. jongen die zich hier tussen de waterhyacinten ophouden kunnen bij harde Oosten-winden de plas zijn over geblazen. Deze melding wijst ons op het feit dat slechts één incidentele gebeurtenis voldoende kan zijn om een verspreidingsgebied te vergroten. De rheofiele T. tuba zal van nature stilstaand water mijden.

 

 

 

Gedrag: 

In grote lijnen zijn vissen uit stromend water minder territoriaal en dus ook minder agressief dan hun soortgenoten uit stilstaand water. Ze kunnen hun energie immers wel beter gebruiken (alleen stilstaan kost al energie). T. tuba vormt hierop geen uitzondering. Buiten de broedtijd zijn deze vissen niet bijzonder agressief, maar tijdens de broedtijd gaan ze weinig uit de weg.

 

Voedsel: 

Maagonderzoek heeft uitgewezen dat het voedsel in de natuur voornamelijk bestaat uit plantaardige kost. Algen, mossen, fruit en bladeren van planten (voornamelijk terrestrisch). Het aandeel dierlijke bestanddelen is bij volwassen dieren zeer laag. Bij de jonge vissen ligt dit aandeel wel ’n stuk hoger. De jonge dieren hebben de extra eiwitten nodig om te groeien (zie voor voedertips in het aquarium bij “aquarium”).

 

Kweek: 

Tomacichla tuba is een open substraatboeder en komt tot broeden gedurende het droge Seizoen (Dec, Jan, Febr.). Het water is dan wat rustiger, warmer en vaak ook helderder. Ze leggen de grootste eieren van alle Midden Amerikaanse Cichliden. Doorsnee 2,6 mm. Lengte 3,1 mm. Dit is een aanpassing aan stromend water. Grotere jongen kunnen zich beter staande houden in de stroming. Dit gaat dan wel ten koste van de aantallen. Gelet op de afmetingen van deze vissen zijn de nesten nml. klein, gemiddeld niet meer dan 300 eieren. De eieren worden vastgehecht dmv. draden die met het blote oog niet zichtbaar zijn en komen bij 27 C. pas na 5 dagen uit. Dit is bovengemiddeld lang.

 

Er zijn weinig uiterlijke geslachtsverschillen. De mannen worden groter en de wat oudere mannen vertonen een steiler kop-profiel met een neiging tot bultvorming, wat ze een wat hoekiger uiterlijk geeft. In het begin zorgt alleen het vrouwtje voor de jongen. Het mannetje bewaakt het territorium. Later komt ook het mannetje erbij en samen vormen ze een onwrikbaar duo. De jongen hebben een uniek kleurpatroon. Ze zijn geel met drie zwarte verticale banden. Het lijken net hommels. Slechts twee andere geslachten (Rocio en Mesoheros) vertonen dit kleurpatroon bij hun jongen. De jongen houden steeds het contact met de bodem, daar stroomt het water iets langzamer en lopen ze minder risico om ten prooi te vallen aan predatoren. Jonge dieren vormen in eerste instantie conische tanden. Dit stelt ze in staat kleine prooidieren (kleine crustacea) te vangen. Pas later ontwikkelen ze de snijtanden die van pas komen bij hun herbivoren leefwijze.

 

Aquarium: 

Eind 1983 werd deze vis waarschijnlijk voor het eerst in Nederland gehouden en dat verliep bepaald niet van een leien dakje. Willem Heijns doet hiervan verslag in Cichlidae 12-4. Van de vier wildvang dieren die aanvankelijk 9 cm groot waren, was er na een half jaar slechts één over en deze was slechts 3 cm gegroeid. De overige drie waren zonder aanwijsbare oorzaak gestorven. In Duitsland kampte ze op dat moment met dezelfde problemen. De wildvang-dieren gingen langzaam achteruit en stierven een raadselachtige dood. Rainer Stawikowski voorzag Willem van twee nieuwe exemplaren maar ook deze ondergingen hetzelfde lot.

 

Na veel tegenslag (de aquariumpopulatie werd meerdere keren aangevuld), lukte het om drie dieren groot te brengen. De grootste mat 18 cm en in maart 1985 werden 200 eieren afgezet. De verrassing was groot toen deze uitkwamen. Het unieke kleurpatroon van de jongen was toen immers nog onbekend. De jongen groeiden uiterst langzaam en waren kieskeurig wanneer het op eten aankwam. Met veel aandacht en doorzettingsvermogen is het uiteindelijk gelukt een aquarium-populatie op te bouwen. Deze is aanmerkelijk gemakkelijker dan de wildvang van destijds, maar des al niet te min behoort Tomacichla tuba nog steeds tot de wat moeilijkere aquariumvissen.

 

Tomacichla tuba is alleen geschikt voor de grootste bakken (vanaf 2,5 mtr). Groepsgewijs, maar met slechts één mannetje. Men kan de dieren evt. samenhouden met ander soorten. Geschikt zijn bijv. A. septemfasciata, A. siquia of C. alfari. Deze bewonen dezelfde wateren als T. tuba. De bezettingsgraad dient echter om verschillende redenen laag te zijn. Het water moet vrij zijn van metabolische substanties, helder en zuurstofrijk. Dit betekent een zeer efficiënte, krachtige filterinstallatie in combinatie met veelvuldig water verversen. Maar niet teveel in eens. Vooral jonge dieren kunnen hier slecht tegen. Het mooist is een permanent waterveversings-systeem. Extra circulatiepompen kunnen voor de benodigde stroming zorgen.

 

Een inrichting met enkel zand en rolkeien benaderd de natuurlijke situatie het best. Planten zijn bij deze herbivoren niet te houden tenzij bedoeld als voedsel. Naast aquariumplanten eten deze dieren ook graag erwten, bonen, andijvie, paardenbloem-bladeren, Spirulina en Nori-vellen (zeewier), Jonge dieren kunnen we naast plantaardige voeding ook wat eiwitrijkere voeding voorzetten. Geschikt zijn Artemia larven, Cyclops, Daphnia, Artemia, Mysis of Krill, zo'n beetje in deze volgorde qua leeftijd. Muggenlarven en Tubifex zijn minder geschikt. Rijke en vette voeding zorgen al snel voor darmproblemen bij dit soort vissen. Temp rond de 26 graden Celsius Ph. neutraal en als het even kan, minder hard dan gebruikelijk bij Midden Amerikanen.

 

Tomocichla tuba met eieren:

https://www.youtube.com/watch?v=QKCqgYSpwbU

 

 

Stoplicht: 
Oranje
Herkomstgebied: