Trichromis salvini (GÜNTHER 1862)

Tekst Rene Beerlink, foto Jan Fioole
Etymologie: 

Trichromis is een monotypisch geslacht dat letterlijk vertaald driekleurig betekent, duidend op de kleuren rood, geel en blauw, van de enigste soort binnen dit geslacht. De soortnaam is een referentie naar Osbert Salvin, een ornitoloog die verschillende vangreizen op zijn naam heeft staan en die ook T. salvini naar Europa bracht.

 

Referentie: 

Günther A.1862. Catalogue of the fishes in the British Museum. Vol 4, 1-534

Literatuur: 

-- Artigas Azas J. 1998. A colorful Jewel from Southern Mexico, “Cichlasoma” salvini

-- Artigas Azas J. 2017. De cichliden en andere vissen van de Laguna Miramar, Cichlidae 43-5

-- Dühring D. 2013. Ein etwas anderer “salvini” DCG informationen 44-11 blz 264 tm 269

-- Keijman M. 2003. Cichlasoma salvini, een vis met veel gezichten. Cichlidae 29-4

-- Miller R. 2005. Freshwater Fishes of Mexico. Blz 367

-- Stawikowski R. und Werner U. 1985. Die Buntbarschen der Neuen Welt

-- Valtiera Vega m. & Schmitter Soto J. Valtiera 2000. Feeding habits of cichlid species in Caobas lake, Quintana Roo, Mexico

 

Beschrijving: 

wetenschappers hebben lang geworsteld met de vraag waar ze dit visje in de stamboom van midden Amerikaanse Cichliden moesten plaatsen. Alhoewel het vele kenmerken met andere geslachten deelt, past ze in geen enkel geslacht volledig. Trichromis salvini is uniek en naar alle waarschijnlijkheid het gevolg van haar afwijkend chromosomen aantal. T. salvini heeft nml 52 chromosomen, tegenover 48 bij alle andere midden Amerikaanse Cichliden. Daarnaast heeft genetisch onderzoek uitgewezen dat dit visje het dichtst bij Thorichthys staat. Die vier extra chromosomen maken echter wel een duidelijk verschil. Zowel in uiterlijk als in karakter. In 2015 heeft McMahan ten langen leste besloten dit visje dan maar zijn eigen geslacht te geven en dit besluit wordt nu breed ondersteund. T. salvini heeft om z'n uniciteit te onderstrepen slechts één synoniem. Heros triagramma (steindachner 1864).

 

Morfologisch zijn er inderdaad 'n paar opvallende overeenkomsten met Thorichthys. 1. De voor Thorichthys zo kenmerkende kieuwdekselvlek, 2. de rugvinvlek, die in geval van T. salvini bij sommige populaties ook bij mannetjes voor komt en 3. de afmeting. Beide geslachten worden niet groter dan 15 cm. Voor de rest houd iedere overeenkomst wel zo'n beetje op. T. salvini heeft een predator-achtig uiterlijk met een korte ronde staart en in de broedtijd felle kleuren. Thorichthys daarentegen beweegt zich onopvallender, met lierstaart en pasteltinten. Het pressie-middel blijft vaak bij intimideren. T. salvini echter, bluft minder en gaat eerder in de aanval. Dit visje verdedigd in de natuur grote territoria, ook tegen grotere tegenstanders.

 

Door het grote verspreidingsgebied, dat overigens in grote lijnen overeenkomt met dat van Thorichthys, bestaan er van T. salvini talrijke varianten. Deze lokale vormen verschillen oa. in hun aandeel rood, geel en blauw. Enkele bekende daarvan zijn die uit de Rio Chacamax, Rio Candelaria, Rio Usumacinta en Rio Almoyola. Dit zijn allemaal gewilde aquariumvissen vanwege hun grote rood aandeel. Vervolgens noteren we aanzienlijke verschillen in lichaamsbouw. Zo melden Stawikowski en Werner een opvallend hoog-gebouwde variant uit de Rio Pichucalco naast een extreem langgerekte variant uit de Rio Tulia, welke zelfs zó slank was dat deze in eerste instantie voor een andere soort gehouden werd. Beide rivieren behoren tot het stroomgebied van de Rio Grijalva.

 

Ook in afmeting komen er vrij forse verschillen voor. Zo is de grootst gemeten T. salvini 18 cm, maar komt er midden in de jungle van Zuid-Mexico ( Laguna Miramar) een variant voor die niet groter wordt dan 8 cm (Artigas 2017). In tekening verschillen de varianten niet zoveel. De dwarsstrepen boven de laterale streep vormen met elkaar verbonden soms een tweede laterale streep en een derde zien we vaak in de rugvin, wat meteen de naam triagramma (= drie strepen) verklaard, welke Steindachner aan deze vis gaf.

 

Gezien de meetbare lokale verschillen is het alles behalve ondenkbaar dat een ijverige ichtyoloog in de toekomst dit geslacht verder op zal splitsen, op de wijze waarop dit in het verleden ook met Rocio en Amatitlania gebeurd is.

 

Herkomst: 
Mexico, Guatemala, Belize, Honduras
Verspreiding: 

De Laaglandrivieren en lagunes, aan de Atlantische zijde van Centraal Amerika behoren tot het uitgestrekte domein van T. salvini. Het verspreidingsgebied strekt zich uit van de Rio Papaloapan in het Noord-Westen, helemaal door de deelstaten Tabasco, Chiapas en Campeche, naar de buurlanden Belize en Guatemala, alwaar de Sulphur Rivier, in de buurt van Puerto Barrios als uiterste Zuid-Oosten wordt genoemd (Miller 2005). Waarschijnlijk worden hier de warm water zwavel-bronnen aan de Rio Dulce mee bedoeld.

 

Het grote verspreidingsgebied verraad een groot aanpassingsvermogen. Zo kan men T. salvini vinden in het stilstaande water van kustlagunes, oerwoud-meertjes en restpoelen, maar ook in het stromende water van beken en rivieren. Wel hebben de volwassen dieren een duidelijke voorkeur voor de wat ondiepere oeverzones waar ze veel dekking vinden van in het water gevallen bomen of andere onder water gelegen schuilmogelijkheden.

 

Het water waarin zij voorkomt is, met name in de deelstaat Tabasco, vaak troebel, maar ook in helder water komt zij wel voor. De chemische watersamenstelling is altijd alkalisch, PH 7,5 en daarboven. De hardheid varieert van relatief zacht, 8dGH tot zeer hard, 50 dGH >. Het temperatuurbereik loopt van 24 tot 32 C. Boven een hoogte van 500 mtr komt T. salvini niet meer voor.

 

 

Who's Afraid of Red yellow and blue:

Buiten de paartijd is T. salvini een ietwat schuwe, solitair levende vis. Jonge, kleurloze, seksueel inactieve dieren houden zich bij voorkeur op tussen stenen, in de stroming van de rivier. De wat oudere mannen vestigen hun territoria bij voorkeur in de luwte van de oever, onder een wirwar van takken, van in het water gevallen bomen. Dit is niet zo verwonderlijk want de vis is met zijn opvallende kleuren een gemakkelijk te herkennen prooi voor visetende vogels.

 

Zodra de hormonen beginnen te kriebelen, ontpopt de schuwe teruggetrokken Golem zich als een hellevorst. Juan Artigas heeft waargenomen dat dit visje territoria van méér dan twee meter in doorsnee verdedigde en vaak tegen veel grotere tegenstanders dan zijzelf. In de meeste gevallen hoefde dit echter niet eens, want vissen die ooit kennis hadden gemaakt met een broedverzorgend koppel T. salvini gaan er in de regel met een grote boog omheen. De opvallende kleurcombinatie rood-geel-blauw dient hierbij als een ondubbelzinnig geheugensteuntje.

 

 

Voedsel: 

Omnivoor, dus ook plantaardige bestanddelen, alhoewel er ook populaties gevonden zijn die bijna uitsluitend carnivoor zijn, zoals de populatie van Laguna Caobas (Schmitter Soto & Valtiera Vega 2000). Het dieet van T. salvini is in de natuur variabel en seizoensgebonden, afgestemd op habitat en voedsel-beschikbaarheid.

 

 

Kweek: 

Open substraatbroeder. Van Februari t/m Augustus zijn er jongen aangetroffen in het verspreidingsgebied (Miller 2005). Dit wijst op een lange reproductieperiode. De kweek is niet moeilijk. Het geslachtsonderscheid is bij volwassen exemplaren goed te zien. Vrouwtjes zijn kleurrijker, met (afhankelijk van de variant) meer rood op de onderste helft van het lichaam. Mannetjes tonen meer iriserende blauw-groen tinten en zijn groter. Vaak zijn die laatsten ook wat hoger gebouwd en vertonen ze iets langere vinnen.

 

Een krachtmeting waarbij de dieren wederzijds bek trekken hoort bij het normale baltspatroon. Het strepenpatroon intensiveert tijdens de balts. Ook de kleuren worden intenser. De hele baltsperiode kan wel 'n week duren. De tot 500 eieren worden afgezet op 'n van te voren gepoetste harde ondergrond. Jongen worden door de ouders uit het ei-omhulsel gezogen en naar een kuil gebracht. Na 6 dagen zwemmen ze vrij en worden op de gebruikelijke wijze door beide ouders bewaakt.

 

 

Aquarium: 

Een koppel T. salvini heeft een bak nodig met een minimum kantlengte van 150 cm. Als koppel gehouden blijft echter riskant. Er zijn voorbeelden waarbij dit goed gaat, maar er zijn er méér waarbij het fout gaat. Het vrouwtje is dan meestal het kind van de rekening. Vooral na een mislukte voortplanting moet zij het vaak ontgelden. Bijvissen zijn belangrijk als je ze als koppel wilt houden. Zij fungeren als bliksemafleider.

 

Beter, maar vooral ook veiliger is het om T. salvini samen te houden met grotere of even temperamentvolle Cichliden. Te denken valt aan Mayaheros urophthalmus, Rocio octofasciata, Cribroheros robertsoni, Cryptoheros spilurus, Cryptoheros chetumalensis, Vieja bifasciata, Vieja fenestrata, Vieja maculicauda, Vieja melanura, Parachromis Friedrichsthalii, Petenia splendida. Dit zijn allemaal zgn. biotoop-correcte soorten (soorten die in het verspreidingsgebied van T. salvini voorkomen). Daarnaast zijn er nog combinaties mogelijk met soorten uit naburige landen, bijv. uit de geslachten Herichthys, Amatitlania en amphilophus. Combinaties met Thorichthys-soorten worden in de literatuur afgeraden.

 

Meerdere koppels T. salvini in één aquarium is zo ook goed als onmogelijk. De agressie naar soortvreemde vissen is groot, maar die naar de eigen soort steekt daar mogelijk nog een vinnetje bovenuit. Ook bijvissen moeten van een robuust en snel type zijn. Zwaarddragers zijn kwetsbaar, beter is het om voor zalm-achtigen te gaan. Wanneer er een nest jongen verschijnt, is het verstandig deze bij de ouders te laten, bij wegvangen ontstaat er een risicovolle situatie voor het vrouwtje. Bovendien wordt er in de literatuur melding gemaakt van onverklaarbare sterfte in de opfok-fase. Reden temeer dus om de jongen bij de ouders te laten.

 

Het staat vast dat dieren die caroteen-arm voedsel krijgen, geleidelijk aan hun kleuren verliezen. Vaak wordt vergeten dat we hier met een omnivoor te maken hebben, welke dus ook plantaardige bestanddelen nodig hebben. Voer dus gevarieerd maar vergeet vooral het plantaardige deel niet. Spirulina is bijv. een goede caroteen-bron, maar eenmaal volwassen waarschijnlijk moeilijk aan te leren. In dat geval kunnen watervlooien en Artemia uitkomst bieden. Ook deze bevatten algen. Beplanting met harde beplanting als Echinodorus of vallisneria is ondanks het vóórgaande dan dan weer wél mogelijk en tevens graven de dieren niet bijster veel, zodat een mooie aquariuminrichting nagenoeg gespaard blijft. Aquarium Temp 25-27. Water alkalisch en hard.

Stoplicht: 
Groen
Herkomstgebied: