De bovenloop rivier

 

Wat bedoelen we met een bovenlooprivier

De bovenloop is, vanaf de bron gezien, het eerste deel van een stroomgebied. Het bestaat meestal uit een netwerk van kleine beken die samenkomen in de midden-rivier. De bron kan bestaan uit smeltwater of regenwater dat is afgekoeld en neergeslagen op een berghelling. Dit water begint hier zijn retour naar de zee, waar het ooit vandaan kwam. Dit water is extreem zuiver, voedsel-arm, zuurstofrijk en koud. Het verval is groot waardoor het water snel stroomt. Het water erodeert het gesteente en neemt kleine maar ook grote brokken mee stroomafwaarts. De slijpkracht is hier groot en diepe dalen met steile wanden zijn het resultaat.

In dit soort bovenlopen komen geen Cichliden voor. Afgezien van de te hoge stroomsnelheid wordt het boven de 500 mtr. altitude voor de meeste Cichliden al te koud. De enigste uitzondering betreft een waarneming van Robbert Miller 2005. Die trof Chuco intermedium in Laguna Montebello op 1.500 meter boven zeeniveau. Dit is een bergmeer van vulkanische oorsprong, dus mogelijk hier nog ergens een waakvlammetje brand. Daarbij schijnt Chuco intermedium erg thermo-tolerant te zijn. De profielpagina op Cichlidroom geeft een temperatuurbereik tussen 16 en 28 graden C. aan en daarmee is Chuco intermedium een van de meest (misschien wel dé meest) thermo-tolerante Cichlide van Midden Amerika.

Als we bij Cichliden van bovenlopen spreken bedoelen we meestal de bovenste gedeeltes van middenlopen die evenwel nog wel enige karaktertrekken van bovenlopen vertonen, zoals een sterke stroming, zuurstofrijk water en een gebrek aan voedingsstoffen. Vooral aan de Pacific-zijde, waar de rivieren korter zijn, kan het verval plaatselijk groot zijn. Maar ook aan de Atlantische zijde zijn er rivieren te vinden die plaatselijk zeer snel kunnen stromen. In dit soort wateren leven de zgn. rheofiele vissen. Dit zijn de stromings-minnende soorten, waaronder ook enkele vertegenwoordigers uit de familie Cichliden.

2. Hans van Heusden2_0.jpg

Vissen voor een bovenloop bak

Cichliden die zich in dit soort wateren staande weten te houden zijn vaak morfologisch aangepast en te herkennen aan een laag en gestroomlijnd lichaam. Voorbeelden hiervan zijn : Chortiheros Wesseli, Chuco godmanni, Chuco intermedium, Chuco microphthalmus, Paraneetroplus bulleri, Paraneetroplus gibbiceps, Paraneetroplus nebuliferus, Paraneetroplus omonti, Rheoheros coeruleus, Rheoheros lentiginosus, Talamancaheros sieboldii, Theraps irregularis, Thorichthys callolepis, Tomocichla asfraci, Tomocichla tuba en Wajpamheros nourissati.

Over het algemeen is dit niet de gemakkelijkste categorie aquariumvissen. Ze zijn niet erg agressief, eerder schuw, maar stellen hoge eisen aan de kwaliteit van het water, vereisen laagcalorische voeding en vanwege hun levendige zwemgedrag hebben ze méér ruimte nodig dan cichliden van vergelijkbare grootte. Toch zijn dit voor de meeste aquarianen evenwel geen onoverkomelijke hindernissen. Daarbij verdienen deze vissen ook een zekere aanmoediging omdat zij in de vrije natuur vanwege hun specifieke habitat op veel plaatsen in hun voortbestaan bedreigd worden. Vooral de bouw van dammen pakt vaak catastrofaal uit voor dit soort vissen.

Bakken onder de anderhalve meter zijn vanwege het genoemde zwemgedrag eigenlijk ongeschikt voor een bovenloop-biotoop bakje. Een ander belangrijk punt is de waterkwaliteit. Rheofiele vissen verdragen watervervuiling over het algemeen slecht. De kwaliteit van het water kan men op drie manieren waarborgen. 1. door te zorgen voor een goede filtering zodat gevaarlijke stikstof-stadia's zo snel mogelijk gepasseerd worden. 2. Door extra stromingspompen te plaatsen. Hiermee maakt men in feite van de hele bak één groot biologisch filter en 3. door water te verversen, want men kan nóg zo'n goede filterinstalatie hebben.., sommige stoffen zoals nitraat zijn met reguliere hobbyfilters niet uit het water te filteren.

3. loaches.com_0.jpg

Stroming:

De stromingsbehoefte van deze vissen kan men inlossen door twee sterke stromingspompen op de zijruiten diagonaal tegenover elkaar te plaatsen. Het water aan de voorruit stroomt dan in tegengestelde richting aan dat van de achterruit. De pompen versterken op deze wijze elkaars werking waardoor een soort draaikolk in de bak ontstaat. Het voordeel van deze methode is het hoge stromingsrendement. Het nadeel is dat we bij de inrichting beperkt worden in de mogelijkheden. Hoog opgestapelde steenformaties tegen de achterwand bijv. verstoren de stroming en zijn dus niet mogelijk. In het midden van de bak zou het geen problemen moeten opleveren.

Een andere methode is om deze pompen aan dezelfde zijruit te plaatsen, maar zorgen dat de inlaat van deze pompen zich aan de andere kant van de bak bevinden. Dit bereikt men door twee pvc buizen (met een haakse bocht aan het eind) in de lengte van de bak direct op de bodemplaat te bevestigen. Aan de ene kant bevestigt men de pompen en aan de andere kant de inlaten. Deze inlaten kunnen bestaan uit een grof sponsfilter of een stuk pvc buis met dwars hierin gezaagde spleten. Van belang is dat het water zo onbelemmerd mogelijk naar binnen kan stromen. De enigste functie van deze pompen moet de waterbeweging zijn.

4.2_0_0.jpg

Filtratie:

De stromingspompen zijn bij deze setup niet bedoeld om filtermodules aan te zuigen. Dit zou, of ten koste van de doorstroming of ten koste van de filterefficiëntie gaan. Hiermee heeft men dus twee keer niks. Door de pompen onbelemmerd te laten lopen wordt de hele bak 'n soort biologisch filter.

De stroming transporteert zuurstof tot in de verste uithoeken van het aquarium waar bacteriën hun werk doen. De bak is echter te klein om alle etensresten en uitwerpselen voldoende snel en doeltreffend af te breken. Hiervoor is een extra filter nodig. Dit kunnen potfilters dan wel biologische filters zijn, zolang ze maar opgewassen zijn voor de taak waarvoor ze bestemd zijn, nml. het versnellen van de stikstof-kringloop. Vissen uit bovenlopen kunnen in de regel slecht tegen vervuild water. Daarom is het van belang dat organische stoffen in het aquarium snel worden afgebroken.

5. Jorge San Gil_0.jpg

Water verversen:

Met goede doorstroming en efficiënte filtering zijn we er echter nog niet. In tegenstelling tot de vrije natuur krijgen we de stikstof-kringloop in ons aquarium nml niet helemaal rond. Organische eiwitten (uitwerpselen, plantresten) worden in een goed werkend filter stapsgewijs afgebroken. De volgorde verloopt van amonia, nitriet naar nitraat. Bij iedere stap zijn specifieke bacteriën betrokken. Deze leven in het filter en het enige dat deze bacteriën hierbij nodig hebben is zuurstof.

Verder dan nitraat kunnen bacteriën de eiwitten niet afbreken. Dat is de taak van de planten en de algen want zij gebruiken dit nitraat weer voor hun eigen opbouw en daarmee is het cirkeltje rond, althans.., zo werkt het bij een natuurlijk evenwicht. De natuur in Nederland heeft te maken met een stikstof-overschot. En dit overschot wordt ieder jaar groter, met alle gevolgen van dien. Sloten veralgen en de biodiversiteit neemt af doordat oligotrofe soorten uitsterven.

In een aquarium werkt het precies zo. Ook hier zorgt een stikstof-overschot voor algenproblemen. In theorie zou je voor die laatste stap dus nog een plantenfilter in moeten zetten in de vorm van een plas water waarin enkel snelgroeiende planten zoals riet en waterpest leven welke je dan eens in de zoveel tijd zou moeten oogsten. Het moge duidelijk zijn dat dit voor de meeste van ons geen werkbare oplossing is en dus zit er maar één ding op, en dat is water verversen. Het liefst de helft per week.

Hoeveel nitraat vissen kunnen verdragen, daarover lopen de meningen uiteen. Bovenloop vissen zijn hierin waarschijnlijk minder tolerant dan andere vissen. Feit blijft dat de concentratie in de tijd toe zal nemen en dat er sowieso ergens een kritische grens bereikt wordt. Maar afgezien van nitraat zijn er meer ongewenste stoffen die zich in het water ophopen en schadelijke effecten op onze vissen hebben. Zo scheiden vissen zelf ook stoffen uit welke de groei en ontwikkeling van andere nadelig beïnvloeden. Op viskwekerijen is heel duidelijk gebleken dat waterverversingen positief bijdragen aan het groeiproces van vissen.

De chemische watersamenstelling is in vergelijking tot de kwaliteit van het water minder van belang. Sterker nog, 'n beetje afwisseling kan totaal geen kwaad. In een bovenloop-milieu treden in dit opzicht regelmatig veranderingen op. Ook de stroomsnelheid, temperatuur en zicht kunnen per dag verschillen.

6. Thierry France_0.jpg

Inrichting en medebewoners

Het gebruik van hout moeten we bij dit type biotoop tot een minimum beperken. Natuurlijk staan er ook langs bovenlooprivieren bomen langs de oever, maar het hout wat hiervan in het water komt zal niet lang blijven liggen. De fluctuerende stromingen zullen dit vlot afvoeren naar de midden en benedenlopen waar het zich ergens in een stromings-luwe buitenbocht verzameld en schuilplaatsen creëert voor allerlei organismen. De fysieke omgeving van bovenlopen wordt gedomineerd door zand, grind en stenen. Dit zijn dan ook de basis-ingrediënten waarmee we een bovenloop biotoop in het aquarium imiteren. En meer is er eigenlijk niet nodig. Alles wat je daar aan toevoegt doet afbreuk aan het specifieke karakter van dit biotoop.

Dit geldt eigenlijk ook voor planten. Deze komen in dit type milieu niet of nauwelijks voor, daarvoor is het water simpelweg te arm. Toch valt er onder bepaalde omstandigheden iets voor te zeggen. Namelijk wanneer we de vissen vanwege hun natuurlijke schuwheid bijna niet te zien krijgen. Het is beslist niet biotoop-correct, maar wanneer men de hoeken van het aquarium beplant met Vallisneria gigantea of (nog erger) Cryptocoryne aponogetifolia ontstaat er door de lange lintvormige bladeren een soort dak bovenin het aquarium. Hieronder voelen de vissen zich veiliger en zullen zich zodoende vaker laten zien.

Als bijvissen komen als eerst zwaarddragers in aanmerking. Ook zij hebben een voorkeur voor het stromende water en zijn meestal te snel en te groot voor de Cichliden om verorberd te worden. Te denken valt aan Xiphophorus brichmanni, X. alvarezi, X. helleri, X. mayae, X. montezumae, X monticolos, X multilineatus, X. nezahuacoyotl en X signum. Vele hiervan zijn moeilijk verkrijgbaar maar wellicht dat de Nederlandse vereniging van levendbarenden “Poecilia” in dit opzicht iets kan betekenen. Verder kan men natuurlijk nog denken aan zalmen zoals Astyanax mexicanus en verwanten, grondels, maar dan zal u het wel moeten doen met de Aziatische, want Midden Amerikaanse grondel-soorten zijn niet in de handel. In het Oosten van Centraal Amerika komen nog loricariidae voor in dit type habitat.

7._0.jpg

Voeding

Bovenlopen zijn oligotroof, dwz dat ze weinig voedingsstoffen bevatten. De dieren die hier leven zijn de hele dag in de weer om hun dagelijkse kostje bij elkaar te schrapen. Vaak letterlijk, want een

groot deel van de rheofiele soorten zijn overwegend herbivoor, zoals Paraneetroplus bulleri Zij leven voornamelijk van algen die ze met hun onderstandige bekken van de stenen grazen. Dit betekent echter niet dat ze een toevallig buitgemaakte steenvlieg-larve niet zouden versmaden. Algen bevatten weinig voedingsstoffen en zo'n eiwitrijk buitenkansje zullen ze zeker niet laten liggen. Bij andere rheofiele soorten zoals bijv. Paraneetroplus nebuliferus, is het net andersom, zij jagen juist specifiek op dit soort ongewervelden, maar moeten zich in tijden van schaarste behelpen met plantaardige kost.

Aan het eind van de dag hebben de dieren bijna net zoveel energie verbruikt tijdens het bijeenschrapen van hun kostje dan dat ze binnen hebben gekregen dankzij deze inspanningen. Het rendement is summier en net voldoende voor 'n beetje groei en ontwikkeling. Dit soort vissen beschikken hoogstwaarschijnlijk ook niet over een sensor welke een verzadigingsmoment registreert. Deze zou in de natuur ongebruikt blijven en onder het moto “use it or lose it” schrapt moeder natuur alles dat overbodig is en geen voordeel oplevert.

Het gevolg is een onverzadigbare vis welke alles verorbert wat ze te pakken kan krijgen. Onze instantvoeders zijn echter vele malen voedzamer dan hetgeen ze in de natuur gewend zijn. In het aquarium bestaat zodoende het gevaar op overvoeding en darmproblemen. Daarom, spaarzaam voeren met dit soort voeders en bij die soorten waar dit kan, zoveel mogelijk plantaardig. Daarnaast kan men de dieren garnaal-achtigen zoals vlokreeftjes, mysis, artemia en watervlooien aanbieden. Deze bevatten met hun harde schalen ballaststoffen welke de darmen activeren en bovendien veel caroteen, hetgeen de kleur ten goede komt.

Tekst Rene Beerlink, foto's Hans van Heusden, Thierry France, Jorge San Gil, Loaches.com, Mongabay.com en Wikipedia.

 

 

Herkomstgebied: 
Type: 
Algemeen: