Etia nguti

“Een vreemde eend in de Bijt”

Door: M.C.W. Keijman


Etia nguti
Afbeelding 1 Een koppel Etia nguti in het aquarium, 

Inleiding
Een studie van recentelijk verzameld en historisch materiaal Teugels et al. (1992) heeft een taxonomisch overzicht gegeven van de vissen van het Cross River stroomgebied. Deze studie bracht aan het licht dat eerdere inventarisaties de daadwerkelijke vis diversiteit met wel 73% hebben onderschat. En zelfs na deze studie bleek dat er telkens nieuwe taxa in het stroomgebed van de Cross River werden ontdekt. Met uitzondering van het onderzoek in Lake Bermin (Thys van den Audenaerde,1972; Stiassny et al., 1992) en een kleine Aplocheilid collectie (Radda, 1970), is de stroomopwaarts gelegen rivier bij het plaatsje Mamfe slecht bekend en zijn veel nieuwe ontdekkingen in de toekomst te verwachten.

alt
Afbeelding 2 De typelokatie van Etia nguti

Etia nguti in de theorie

Naar aanleiding van wat ....!
We schrijven het jaar 1993 als de uit Duitsland afkomstige Dr. Ulrich Schliewen, welke werkzaam is aan de Zoologische Staatssammlung München, in Kameroen in de Mamfue rivier 5,°19’41”N 9,°25’15E (behorende tot het Cross River stroomgebied), die door het plaatsje Nguti (South West Province) stroomt een vissoort vindt die hij niet weet te determineren en deze vervolgens conserveert en mee terugneemt naar Duitsland. Tijdens ditzelfde verkenningsonderzoek naar de visfauna van deze omgeving treft hij deze soort eveneens aan in een stroompje 5,°18’04”N 9,°25’23 E ten noorden van het dorpje Mboka Village, welke in de Mamfue River stroomt. Bij thuiskomst en nader onderzoek bleek deze wel degelijk tot het genus Cichlidae behorende soort echter niet in een tot dan toe bestaand Afrikaans cichliden geslacht onder te brengen. Derhalve werd het geslacht Etia opgericht om deze soort in onder te brengen. Een oplossing voor de verwantschap van het nieuwe geslacht, gebaseerd op morphologische criteria is problematisch, en voorlopig moleculair onderzoek is ondernomen om het geslacht Etia in een phylogenetische context te plaatsen. Hoe de phylogenetische plaatsing uiteindelijk ook zal zijn, de ontdekking van dit raadselachtige nieuwe geslacht geeft duidelijk aan hoe belangrijk het is om het onderzoek in dit deel van Afrika te verhogen en om de koppeling van 2 ichthyologisch verschillende drainages, met onmiskenbare niveaus van endemisme in de Mungo River en de Cross River.

Kenmerken van het geslacht
Het geslacht Etia verschilt van alle andere Afrikaanse cichliden, behalve van Heterochromis,  en Tylochromis, door de aanwezigheid van 2 supraneurale botten.
Het verschilt echter totaal van Heterochromis en Tylochromis door de aanwezigheid van schubvrije, donker gepigmenteerde vlek op de bovenzijde van de kieuwdeksel en door de aanwezigheid van een puntig tandstelsel. Etia onderscheid zich vooral van alle andere Afrikaanse cichliden door het bezitten van enkele, of alle, robuuste driepuntige tanden in de buitenste rij (versus een eentandige, tweetandige of een slanke van een schacht voorziene drietandige rij tanden in de kaak), een characteristieke plooi in de bovenlip (welke bij alle andere Afrikaanse taxa ontbreekt), een stekelige rugvin die diep in de rugvin is ingelegen en een sterk uitgesproken schuine zwarte streep bij geconserveerde specimens (welke bij alle andere taxa ontbreekt). Uitwendig verschilt Etia van alle hoog gebouwde soorten uit de Lower Guinea, zoals Tilapia (Coptodon), Tilapia (Pelmatolapia) en Thysochromis soorten, door de kenmerken zoals hiervoor vermeld en door zijn smalle en licht onderstandige bek.

De kleur van deze soort
In de eerstbeschrijving van Etia nguti wordt dieper ingegaan op de kleur van deze soort, enwel bij geconserveerde exemplaren alswel bij levende exemplaren. Ik wil in het kort deze kleurbeschrijving omschrijven en begin met het geven van de kleur van geconserveerde exemplaren.
Geconserveerde exemplaren zien er qua kleur als volgt uit: als basiskleur bezit Etia een min of meer uniforme vale geelbruine kleur. De snuit, achterkant van de nek en de rug zijn donkerder bruin, en de buik bleek creme bruin.
Een duidelijk gedefinieerde schubloze zwarte vlek bevindt zich op de bovenzijde van de kieuwdeksel. Een sterk sterk uitgesproken schuine zwartbruine streep in het voorste deel van het lijf, die verticaal ter hoogte van de middenlijn loopt.

Etia nguti
Afbeelding 3, , Etia nguti in normaal tekening en kleurpatroon

Levende exemplaren zien er qua kleur als volgt uit: De basis kleur van het lijf is vaal geel goud. De snuit en de achterkant van nek zijn lichtbruin, en de buik is vaal geel. Elke schub op het lijf bezit een turqoiseblauwe iriserende punt en wordt omringt door een créme gele vlek, wat resulteert in iriserende overlangse banden. De iris is geelgoud met een licht iriserende turqoise kleurschakering. Een zéér,  gedefiniëerde schubloze zwartbruine vlek op de bovenzijde van de kieuwdeksel. Een sterk gemarkeerde uitgetrokken donkere zwartbruine vlek achter de kieuwdeksel, die doorloopt tot op de middenflank. Afhankelijk van de gemoedstoestand kan deze vlek doorlopen naar de achterzijde van het lijf, of als een schuine streep verschijnen. De vinnen zijn doorzichtig en voorzien van vele kleine turqoise puntjes ( en afhankelijk van de standplaatsvariant ook voorzien van rode vlekken in de staart en uiteinden- zachte vinstralen- van de rugvin) in de zachte delen van de rug en aarsvin, en vanaf het middendeel op de staartvin., 

Etia nguti
Afbeelding 4, , Zojuist gevangen Etia nguti man in fotocuvet

Voedsel en eetgewoonten van Etia nguti
Onderzoek van de maaginhoud van in het wild gevangen Etia nguti leerde dat deze soort vooral leeft van insecten, plantaardig voedsel (er werden resten van planten aangetroffen) en detritus. Er werd tijdens dit maagonderzoek tevens fijn zand aangetroffen in de maaginhoud van Etia nguti. Uit dit onderzoek kan gesteld worden dat door het aantreffen van fijn zand in de maaginhoud Etia nguti haar voedsel veelal op de bodem verzameld en hierbij niet alleen plantaardig maar ok dierlijk voedsel tot zich neemt, getuige de aanwezigheid van insecten en plantaardig voedsel.

De etymologie van Etia nguti
Etia nguti is naar Ethylwynn Trewavas genoemd, om haar baan brekende werk op het gebied van cichliden biology, aan welke zij 60 jaar heeft besteed. Haar creativitet, nederigheid en vriendelijkheid,  zijn legendarisch. Ethylwynn stond bij haar collega’s en vrienden over de gehele wereld bekend als E.T. en het is dan ook in haar herrinering dat dit geslacht naar haar vernoemd is. Het geslacht in vrouwelijk!
Nguti refereert aan de naam van het plaatsje in zuidwest Kameroen, waar de meeste type exemplaren zijn gevonden.

Hoe groot wordt Etia nguti ?
Ofschoon Anton Lamboj in zijn boek “Die Cichliden des Westlichen Afrikas” in de passage over het geslacht Etia schrijft dat deze soort tot wel 20 cm lang kan worden, moet ik melden dat mijn exemplaren na 3,5 jaar niet groter zijn dan 16 cm. In het natuurlijke habitat waar ik Etia nguti zelf heb kunnen waarnemen, heb ik eveneens geen dieren gezien die de 20 cm qua lengte hadden bereikt. Ik heb enige twijfel omtrent de in de literatuur aangegeven totaal lengte van Etia nguti.

Verspreiding en het leefgebied van Etia nguti
Slechts alleen bekend uit de regio van Nguti, en dan met name uit de rivier de Mamfue en een kleine toeloper hiervan bij het dorpje Mboka. Uit eigen waarnemingen kan ik melden dat deze soort eveneens voorkomt in diverse toelopers van de Mamfue, en om precies te zijn een aantal riviertjes die worden gekruist op een weg die van Mamfé naar Nguti dwars door het oerwoud loopt. Al deze riviertjes zullen ongetwijfeld uitkomen op de al eerder genoemde Mamfue River. Deze rivier heeft bij Nguti ongeveer een breedte van 10 meter, met enkele ondiepe stroomversnelingen, en een paar gedeelten waar het tot 1,5 meter diep is. De bodem van deze wateren was bedekt met een laag fijn, tot middelfijn zand, waarin zich meerder kleine en grote kiezelstenen bevonden. Het water in alle door mijzelf aangetroffen biotopen was helder tot zeer helder te noemen, met waarden,  ................ Ik heb in de verschillende biotopen geen waterplanten aangetroffen. Aan andere vissoorten zijn in de verschillende biotopen volgende soorten aan te treffen:,  Brycinus intermedius, Chiloglanis spec., Nannocharax cf. rubrolabiatus, Barbus batesii, Barbus ablabes, Labeo cf. parvus en Tilapia guineensis.

alt
Afbeelding 5, , Overzichtskaart van het verspreidingsgebied van Etia nguti

Behoud van de natuurlijke biotopen van Etia
Een aantal van de boven Mamfe gelegen toelopers van de Cross River, welke wellicht enkele populaties van Etia nguti herbergen, zijn beschermde door de Kameroenese Wet beschermd als zijnde een bos reservaat ( Nta, Ali, Banyang, Mbo en het Bakossi Mountain Forest Reserve ). Als aanvulling op het voorgaande kan vermeld worden dat het plaatsje Nguti gelegen is aan de oostelijke rand van het Korup National Park, ofschoon deze beschermingsstatus niet van permanente duur zal zijn. Desalniettemin en ondanks de toenemende druk van snelle ontwikkelingen en houtkap, lijkt het er op dat de leefgebieden van Etia nguti voor het moment redelijk beschermd zijn.

alt
Afbeelding 6, , Een van de biotopen waar Etia nguti voorkomt

Hoe, kom je dan aan Etia nguti?
Mijn eerste persoonlijke ervaringen met Etia nguti dateren uit maart 2006, toen ik voor het eerst een bezoek bracht aan de thuiswateren van Etia nguti. Tijdens dit bezoek aan Kameroen stond de omgeving van Nguti op het lijstje van te bezoeken regio’s om daar, en in dit geval specifiek, op zoek te gaan naar Etia nguti. Na een verblijf van enekle dgn in het plaatsje Mamfé, keerden we terug naar de kustplaats Limbé (het oude Victoria). Onze terugreis zou echter niet via de reguliere weg( wat heet regulier!) van Mamfé naar Kumba gaan, maar via een weg die nagenoeg geheel door het oerwoud loopt. De omgeving waardoor wij reden was werkelijk schitterend, de weg echter wat minder. Onderweg passeeden we een stuwmeer, waar tevens zand werd gewonnen uit de rivier. Nadat we in het deel achter de stuw gesnorkeld hadden, mesten we helaas constateren dat hier geen Etia’s voorkwamen. Wel vonden we hier Tilapia mariae en Nannocharax rubrolabiatus, maar deze stonden niet direkt op het verlanglijste. We vervolgenden onze weg richting Nguti en kmaen hierbij over diverse stroompjes die we telkenmale onderzochten op de aanwezigheid van Etia nguti. Op ca. 30 kilometer voor het plaatsje Nguti kwamen we bij een riviertje waar men net een nieuwe brug overheen had gelegd (omdat de oude brug, die uit oude oerwoudreuzen gemaakt was, volledig ingestort was) om deze weg te allen tijde toegangkelijk te houden voor de grote vrachtwagens die voor Nederlandse houtloggers bedrijf Douma het Tropisch hardhout uit de wouden kan blijven rijden. Het is overigens zo dat deze firma op meerder lokaties in Kameroen houtkapconcessies heeft en in deze regio’s de wegen waarop zij hun houtafvoer moeten verzorgen volledig en zeer goed onderhouden. Maar,  terug naar het riviertje net voor Nguti. Vanaf de brug keken we neer op het traag stromende riviertje welke helder water met zich mee doeg en die niet breder was dan 4 a 5 meter en ca. 50 a 60 cm diep moest zijn. We konden al wel direkt zien dat er vissen van enige afmeting in zwommen, en dat deze een Tilapia-achtige vorm hadden. We pakten onze netten en snorkelspullen om op onderzoek uit te gaan. Éénmaal in het water merkten we pas hoe warm dit was, namelijk 28C,°. We merkten tevens dat de bodem van dit tamelijk traag stromende riviertje met name aan de oevers voorzien was van een dikke laag sediment en we dus voorzichtig moesten zijn om het zicht onderwater niet te vertoebelen. Voorzichtig gingen we te water en zagen voor ons een een aantal Etia’s in een los schoolverband zwemmen. Wat ons wel direkt opviel was dat de Etia’s schuw waren en vrijwel direkt wegvluchten.

Hiermee rekening houdende gingen we op zoek naar broedverzorgende exemplaren. Na enige tijd bemerkten we een tweetal dieren die telkens in de buurt van een specifieke plek aan de oever. Door telkens verschillende richtingen op te zwemmen probeerden ze ons op een dwaalspoor te zetten. Het was duidelijk dat deze 2 vissen iets te verbergen hadden en zo bleven we op zicht afstand van de locatie waarnaartoe ze telkens terugkeerden. En na verloop van tijd bleef 1 van de 2 nguti’s op een vaste plek staan, wat er op moest duiden dat zij hier eieren dan wel larven moesten hebben. Nadat enige tijd later ook het 2e exemplaar zich op dezelfde plak melde waren we er van overtuigd dat dit een stel was en dat er in ieder geval iets moest zijn waardoor ze terugkeerden naar deze plek. Na het stel langzaam genaderd te zijn, zagen we dat er een kuilte was waarboven ze stonden, en dat dit waarschijnlijk de plek was waar de larven (want we zagen nergens eieren). Na enige tijd het stel te hebben gadegeslagen besloten we het kuiltje wat nader te inspecteren waarop het stel wegvluchtte. En inderdaad, er bevonden zich larven in het kuiltje, waarvan wij er enkele met een slang uit het nest hebben gezogen. Na dit te hebben gedaan verwijderden we ons uit de nabijheid van het kuiltje en konden we zien dat het stel weer snel terugkwam. We verzorgden de larven en deden de zak snel in de gereedstaande styroporbox om ze te beschermen tegen het felle zonlicht, maar vooral tegen de anders snel oplopende watertemperatuur. We vinden in dit riviertje ook nog een aantal kleine en volwassen exemplaren, waarvan we van de grote foto’s maakten en van de kleinere er een aantal meenamen. De Etia’s waren dus gevangen en konden mee naar Nederland genomen worden.

Etia nguti in de praktijk
Als je na een vangreis terukomt is het altijd weer spannend als je de styroporboxen opendoet, om te kijken wat de lange reis heeft doorstaan. Zo ook nu weer toen ik terugkwam uit Kameroen. Blij was ik dan ook toen ik tijdens het uitpakken van de vissen kon constateren dat de Etia’s de overtocht naar Europa goed hadden doorstaan. Met gepast geduld werden de jongen vissen in een apart opkweekaquarium gedaan en brak de tijd van opgroeien en dus geduld hebben aan. De jonge Etia’s namen vrijwel direkt Artemia naupliën tot zich en groeiden zonder enige problemen de daarop volgende maanden door tot kleine visjes van zo’n 5 cm, waarop het moment aanbrak dat ik ze in een groter aquarium moest gaan onderbrengen. Dit werd uiteindelijk een groot aquarium met een inhoud van 1100 liter. Het aquarium was biotoopgerecht ingericht Fijn zand op de bodem met daar doorheen fijn grind, grote stenen, waarvan er een aantal plat waren en simpelweg op de bodemgromd lagen, en enkele stukken hout. Ondanks dat er in het natuurlijke biotoop geen planten door mij zijn geconstateerd had ik in dit aquarium enkele grote Anubias geplaatst. Ik vergezelde de Etia’s met Benitochromis finley “Mungo Bleu” en Distichodus notospilus die ik eveneens uit Kameroen had meegenomen. Ook nu weer begon een tijd van geduld aan te breken zodat de Etia’s verder konden uitgroeien tot volwassen, dan wel geslachtsrijpe exemplaren., 

Gedrag in het aquarium
Naarmate de Etia’ groter en dus volwassener worden is er een verandering in het gedrag van deze dieren te bemerken. De kleine Etia’s zijn vissen die je het beste in een groep kunt houden, daar ze dit gedrag in de natuur ook vertonen. Een voorwaarde voor het houden van deze soort in een groep is wel dat er voldoende zwemruimte voor hen aanwezig is. Denk hierbij dan aan een aquarium met een kantlengte van tenminste 2 meter. Dit omdat Etia een sterk vluchtgedrag heeft en dat ook in het aquarium laat zien. Hij moet dus bij “gevaar” weg kunnen zwemmen. Het is bij het inrichten van een aquarium waarin men Etia wil gaan houden dan ook zaak om de 1e helft vanaf de voorruit vrij te houden, zodat de Etia’s voldoende zwemruimte hebben. Naarmate de Etia’s verder uitgroeien is te bemerken dat de vissen onderling wat agressiever worden. Deze agressiviteit is (vindt ik tenminste) minimaal te noemen. Ook hier wordt in het boek van Anton Lamboj anders geschreven: Hier staat dat de onderlinge agressiviteit hoog is. In mijn aquarium is hier niets van te merken. Wellicht ligt het wel aan het feit dat mijn vissen in een groot aquarium zwemmen en de onderlinge agressie minder sterk tot uitdrukking komt omdat de vissen bij agressie direct kunnen wegzwemmen.

Voedsel in het aquarium
Mijn Etia’s aten al het aangeboden voer gretig, en heb deze in het aquarium niet als lastig te voeden vissen ervaren. Het voedsel wat ik ze gaf was volgend: rode en witte muggenlarven, mysis, pellets, grote artemia en droogvoer vlokken.

Het kweken in het aquarium
In de eerstbeschrijving staat onder de kop “Reproductive biology”,  een aantal wetenswaardgheden die goed zijn om te weten. Zo hebben onderzoekingen bij geconserveerde exemplaren aan het licht gebracht dat bijvoorbeeld bij het paratype, die een lengte had van 62 mm rijpe eierstokken werden aangetroffen waarin zich aan de linkerkant 30 en aan de rechterkant 40 donker oranje eivormige eieren, van 2,5x2.0 mm werden aangetroffen.,  In diezefde passage staat vermeld dat Etia nguti een larvophile muilbroeder is en dat deze op open substraten de eieren afzet. Bij Jorg Freyhof ging Etia nguti op een lengte van 50 mm totaallengte ( vrouwelijke exemplaren ) al over tot het afzetten van eieren. Dit staaft de onderzoekingen die zijn gedaan op het paratype van 62 mm die al eieren in de eierstokken had zitten. Mijn eigen ervaringen zijn wederom anders dan tot nu toe in de literatuur beschreven zijn. Bij mij gingen de vrouwtjes op een lengte van 100 tot 110 mm (lees 10 tot 11 cm) pas over tot het afzetten van eieren. Ik begon bij mijn exemplaren rond deze lengte pas sexuele activiteiten te zien. Dit kenmerkte zich doordat een stel Etia’s zich in een deel van het aquarium gingen afzinderen en actief de andere vissen in dit deel te verjagen. Een ander kenmerk die nu optrad bij deze paringsactieve dieren was dat de buikvinnen en het keelbereik van beide geslachten rossig zwart begon te worden. Al met al een aantal kenmerken die er op wezen dat er iets op stapel stond. Onderling ken het koppel elkaar goed verdragen en lieten af en toe aan elkaar zien wie de sterkste was door middel van het beende bekketrekken. Na enkele dagen van voorbereiding, en dan bedoel ik het verjagen van de andere vissen, de onderlinge krachtmetingen en het schoonpoetsen van het afzetsubstraat kwam bij het vrouwtje de genitaal papil tevoorschijn.

Etia nguti
Afbeelding 7, , Een koppel Etia nguti tijdens de balts

Deze bij Etia vrij dikke maar korte papil is veelal enkele dagen voor de daadwerkelijke eiafzetting al zichtbaar. Dit in tegenstelling tot bij andere vissoorten, waar dat soms pas enkele uren voor de daadwerkelijke eiafzetting het geval is. Als het dan tot de daadwerkelijk eiafzetting komt, worden vaak niet meer dan 50 tot 80 grote grijsgekleurde eieren of het vooraf gekozen afzetsubstraat afgezet. Vanaf dit moment aan, verzorgen beide ouderdieren de eieren. Hierbij moet je denken aan het poetsen van de eieren en het verjagen van indringers in het territorium. De eieren blijven ongeveer 60 uur op het substraat liggen, voordat deze door een van beide ouders in de bek worden genomen.

alt
Afbeelding 8, Etia nguti i bij het poetsen van het afzetsubstraat

Vaak is het zo dat de eieren gemanipuleerd worden zodat de eierschaal openbreekt en vervolgens de larven uit de eierschaal kunnen worden gezogen door het ouderdier. Vanaf het moment dat de larven bij het vrouwelijke dier in de bek zaten werd de paarvorming afgebroken. Het vrouwtje verzorgde vanaf dat moment aan de larven. De duur van het in de bek dragen van de larven tot aan het moment dat deze voor het eerst uit de bek gelaten worden om vrij te zwemmen ligt tussen de 17 en 20 dagen. Als de jongen uit de bek gelaten worden is de omgeving veilig voor hen, maar bij het minste of geringste gevaar verdwijnen deze direct weer in de bek van het vrouwtje.

Etia nguti
Afbeelding 9, , Etia nguti neemt bij gevaar haar jongen weer in de bek

’s Nachts bevinden de jongen zich sowieso in de bek van het vrouwtje. Vanaf het moment dat het vrouwtje de larven in de bek heeft genomen zijn op het voorhoofd 2 donkere strepen zichtbaar, die er anders niet waren. Mijn ervaringen met broedverzorging bij Etia nguti hebben mij geleerd dat het deze soort moeilijk valt om in een aquarium waarin zich ook nog andere vissen bevinden jongen groot te brengen. Het is bij mij in een aquarium niet gelukt om deze soort haar jongen groot te laten brengen. Na verloop van een week of 2 waren alle jongen verdwenen en kon het ritueel weer opnieuw beginnen.

Literatuur

Lamboj, A. 2004.,  The Cichlid Fishes of Western Africa. Birgit Schmettkamp Verlag, Bornheim, Germany. 30-31, 255 pp.


Schliewen, U.K. & Stiassny. M.J.L. (2002): Etia nguti, a new genus and species of cichlid fish from the river Mamfué, Upper Cross River basin in Cameroon, West-Central Africa. Ichtyological Exploration of Freshwater 14: 61-71

Herkomstgebied: