Alcolapia alcalica (HILGENDORF,1905)

Tekst: Johan Verheesen Foto's: Hans van Heusden
Etymologie: 

Alcolapia: vernoemd naar Alfred William Alcock. Alcock was in de eerste plaats een systematicus, die een breed scala van soorten beschrijft. Hij hield zich bezig met de biologie en fysiologie van vissen, hun verdelingen, evolutie en gedrag. Sommige van zijn werken werden gepubliceerd in "Zoological Gleanings from the R.I.M.S. 'Investigator," gepubliceerd in  "Scientific Memoirs by Medical Officers of the Army of India", Deel XII, Simla, 1901. Hij werkte aan vissen, kreeftachtigen en koralen. Hij publiceerde in de Journal of the Asiatic Society of Bengal, de Annals and Magazine of Natural History, evenals in catalogi uitgegeven door het Indian Museum. Zijn "Illustraties van de Zoölogie van de R.I.M.S. 'Investigator' ", een serie met illustraties van Indiase kunstenaars (voornamelijk A.C. Chowdhary en S. C. Mondul) is beschouwd als uitzonderlijk in schoonheid en nauwkeurigheid. In de herpetologie beschreef Alcock vijf nieuwe soorten reptielen, sommige in samenwerking met de Engelse ornitholoog Frank Finn; Tilapia is afgeleid van "thiape", het woord voor vis in de inheemse Tswana-taal.

Alcalica: afgeleid van het Arabische woord "al qalīy", wat gecalcineerde as betekent, omdat het de oorspronkelijke bron van een alkalische stof was. Vanuit het binnenste van de aarde worden grote hoeveelheden soda omhooggestoten door geisers. Het soda komt borrelend aan de oppervlakte en kristalliseert tot sodapaketten, die als miniatuur ijsbergen op het water van het meer drijven.

Referentie: 

Seegers, L. and H. Tichy, 1999. The Oreochromis alcalicus flock (Teleostei: Cichlidae) from lakes Natron and Magadi, Tanzania and Kenya, with descriptions of two new species. Ichthyol. Explor. Freshwat. 10(2):97-146. (Ref. 32272)

Literatuur: 

Fishbase.org

Cichlidae.com

Wikipedia

 

Beschrijving: 

Alcolapia alcalica is een schitterend gekleurde vis. Met een lengte van om en nabij 11 cm is het een relatief kleine cichlide. De flanken van de mannetjes zijn lichtblauw gekleurd. De uiteinden van de schubben kunnen bij volle kleuring blauw iriserend zijn. Het ventrale deel van het lichaam is geelachtig gekleurd vanaf de kop tot aan de aarsvin. Bij volledig broedkleed zijn zowel de rugvin als de anale vin donker gekleurd. Het laterale deel van de onderlip is gezwollen en briljant gekleurd. De vrouwtjes hebben in zijn geheel een goudkleurige gloed. 

A. alcalica is schaars in de aquariumhobby en is de enige Alcolapia-soort die gehouden wordt. Deze vis staat op de Rode Lijst van het IUCN.  Hun leefgebied werd net als voor de daar broedende kleine, of ook wel lesser flamingo's bedreigd door Tata Chemical Industries en de National Development Corporation (NDC) van de Tanzaniaanse regering, die de bouw van een fabriek voor de winning van natriumcarbonaat (soda) aankondigden aan de rand van het meer. Het natriumcarbonaat wordt gewonnen uit het zoute water. Gelukkig heeft de Tanzaniaanse regering besloten om het Natronmeer intact te houden.

 

Herkomst: 
Tanzania - Natronmeer
Verspreiding: 

A. alcalica komt voor in Tanzania in het Natronmeer waar deze leeft langs de oevers in de nabijheid van geisers of de daaraan ontspringende stromen. In open water wordt zij niet veel waargenomen. In dit slechts tot 3 meter diepe meer stijgt het zoutgehalte naar mate het water verdampt. Door de aanwezigheid van cyanobacteriën die leven door middel van fotosynthese, kleurt het meer rood. Het meer is ook wel bekend door de grote getalen kleine flamingo's (Phoeniconaias minor) die daar hun broedperiode doorbrengen en hun extra rode kleur danken aan het eten van de kleine blauwwieren, kiezelalgen en het pekelkreeftje uit dit meer.

Daarnaast komt A. alcalica ook voor in Kenia waar deze uitgezet is in het Nakurumeer.

biotoopfoto Natronmeer.jpgStroom bij het Natronmeer, het leefgebied van A. alcalica Foto: Hans van Heusden

 

Gedrag: 

Redelijk vreedzaam en goed in een groepje te houden. 

Voedsel: 

Betreft een omnivoor, die leeft van algen, kleine insecten en insectelarven en kleine slakjes. In het aquarium zijn het makkelijke eters en pakken alles wat je ze geeft. (Rene Kruter)

Kweek: 

Een maternale muilbroeder. In de vroege ochtend, voordat het mannetje zijn paaiplaats inneemt, doet deze zich tegoed aan de slijmerige algen, om in de middag zijn kuil te verdedigen tegen jonge mannetjes en andere soorten die het gemunt hebben op de eitjes die uit de bek van het vrouwtje vallen. De vrouwtjes doen aan polyandrie en migreren van het ene nest naar het andere. De nesten liggen zo'n 60 centimeter uit elkaar. Het mannetje doet geheel niet aan broedzorg. Na een incubatietijd van ca. 14 dagen worden de juvenielen losgelaten en kijkt het vrouwtje er niet  meer naar om. Een zeer productief visje.

Aquarium: 

Ondanks dat het een vis is die zich vrij gemakkelijk laat houden, is het niet bepaald een beginnersvis. Vanwege de omstandigheden waaronder deze vissen leven kan men het best een speciaal-aquarium inrichten. Ondanks dat deze vis kan gedijen in minder alkalisch water, is het beter om de pH-waarde niet onder de 7 te hebben, maar een pH van 6 doet ze ook niets. De temperatuur hoeft niet zo hoog te zijn als in het meer. Rene Kruter raad een temperatuur aan van om en nabij 24° C in plaats van een warmere temperatuur van 28-30 °C, waarin ze moeilijk te houden zijn. Ze blijven dan mager door de hoge activiteit en ook de waterkwaliteit is onder deze temperaturen moeilijk te garanderen.  De inrichting zal bestaan uit een zandbodem met wat stenen, welke dienen als schuilplaats.  Verder is het diertje wel wat stroming gewend. Het zijn levendige vissen, dus een aquarium met een lengte van minimaal 100 cm en een inhoud van 150l. is toch wel minimaal voor een groepje van 8-10 stuks. 

Stoplicht: 
Groen
Herkomstgebied: 
synoniemen: 

Tilapia alcalica, Hilgendorf, 1905
Tilapia (alcolapia) alcalica, Thys van den Audenaerde, 1968
Sarotherodon alcalicum alcalicum, Trewavas, 1974
Sarotherodon alcalica, Bernacsek, 1980
Oreochromis (alcolapia) alcalicus alcalicus, Trewavas, 1983